ZINGENDE JEUGD

INHOUD

Klik op gewenste titel

1.

In mijn ziele ruist een melodie,

Jezus fluistert teer en zoet:

“Vrees niet, Ik ben met u, rust in mij,

bij des levens eb en vloed.”

 

Koor:

 

Jezus, Jezus, Jezus,

‘k roem uw naam altijd.

Vul mijn hong’rig harte

met uw liefd’ en tederheid.

 

2.

Heel mijn leven was vol ijdelheid,

en mijn ziel vervuld van smart.

Jezus droeg aan ‘t kruis mijn zond’ en schuld,

schonk m’ een nieuwgeboren hart.

 

3.

Rustend in de schaduw van genâ,

onder zijne vleug’len zacht.

Zie ik steeds zijn vriend’lijk aangezicht,

zing ik van zijn liefd’ en kracht.

 

4.

Leidt hij soms mijn ziel door waat’ren diep,

legt hij op mijn weg een kruis.

‘k Volg zijn voetspoor trouw en nauwgezet,

tot ik kom in ‘t vaderhuis.



1.

Zing een jubelend lied van verlossing blij,

de druk van het kwaad verdween.

Want de Heiland sprak: “Komt nu allen vrij,

dan vliedt de boze heen!”  (vliedt heen).

 

Koor:

O, dat machtwoord geldt voor u en mij,

geldt voor u en mij, o geldt voor u en mij.

Ja, dat machtwoord geldt voor u en mij,

wis en zeker ook voor mij.

 

2.

O, wat wonder der liefde door Gods genâ,

dat Jezus eens stierf voor mij.

Ik was dood voor hem in de zondenmacht;

Zijn bloed maakte mij vrij!  (mij vrij).

 

3.

Vaste hoop doet mijn stem klinken blij tot Hem,

zijn heerlijkheid vult mijn hart.

Van de zonde rein, zing ik vrij van smart:

“Uw volg’ling wil ik zijn!”  (ik zijn).


1.

Kom, o ziele, gebonden door zorgen en leed,

zie omhoog met een hoopvolle lach.

led’re wolk in uw leven moet wijken met spoed,

voor ‘t licht van de eeuwige dag.

 

Koor:

Ieder raadsel wordt eenmaal ontsluierd

als uw oog Hem aanschouwen mag.

En het nachtelijk duister verandert in licht,

door de glans van de eeuwige dag.

 

2.

Schijnt de last u te zwaar en het leven een kruis,

zijn uw ogen met tranen gevuld?

In het licht van die godd’lijke eeuwige dag,

ziet gij ‘t raadsplan van God onthuld!

 

3.

Hef uw oog op, het morgenrood daagt aan de kim,

nog een wijle en Jezus is daar.

Dan verdwijnt al het duister voor ‘t hemelse licht

en voorbij is dan elk bezwaar.


1.

Jezus, mijn Heer, zo eind’loos goed,

gij maakt mij vrij door uw dierbaar bloed.

Gij stierf voor mij, voor mijne schuld,

voor mij hebt gij het al vervuld.

Door uw genâ ben ik nu vrij, –

want gij mijn God, gij stierf voor mij.

 

 

O, liefde groot! ik ben nu vrij,

Want gij, mijn God, gij stierf voor mij!

 

 

2.

Van ‘s Vaders troon kwam Hij op aard’,

want ied’re ziel is hem heel veel waard.

Hoe satan tart, Hij stond steeds pal,

ontving de straf voor Adam’s val.

U zij de dank, U zij al d’ eer,

uw dienst is wat ik ‘t meest begeer

 

 

 

O, liefde groot! ik ben nu vrij,

Want gij, mijn God, gij stierf voor mij!

 

 

3.

Deel uw geloof aan and’ren mee,

vertel van Jezus, hij geeft ons vree.

Hij gaf zijn leven, maakt ons vrij,

verlost van zonde, blijft ons nabij.

Hij wil ons leiden aan zijn hand,

naar ‘t eeuwig dierbaar vaderland!

 

 

 

O, liefde groot! ik ben nu vrij,

Want gij, mijn God, gij stierf voor mij!


1.

‘k Heb mijn harte aan Jezus gegeven

en bidde, hij geve mij weer,

een hart dat alleen Hem wil dienen,

zijn naam groter makend steeds meer.

 

Koor:

O Jezus, Jezus mijn Jezus,

gij zijt het die mij behoudt.

Ik geef niet om aardse schatten,

want gij geeft een kroon van goud.

 

2.

‘k Heb mijn geest ook aan Jezus gegeven

en bidde, hij make mij rein

met gedachten steeds vriend’lijk en teder,

opdat ik eens bij hem kan zijn.

 

3.

‘k Heb mijn leven aan Jezus gegeven,

mijn liefde, mijn dienst en mijn tijd.

Hij belooft ons veel betere dingen,

een leven tot in eeuwigheid.


1.

O, uw tederste vriend is Jezus,

hij bewaart uwe ziel dag en nacht.

Hij heelt het gebroken hart,

en vertroost u in uw smart;

O, uw tederste vriend is Jezus.

 

Koor:

Uw tederste Vriend is Jezus,

uw tederste Vriend is Jezus.

Hij verstaat uw angst en pijn,

wil uw arts en helper zijn;

O, uw tederste vriend is Jezus.

 

2.

O, uw enige arts is Jezus,

hij geneest uw krankheên door zijn bloed.

Raak de zoom aan van zijn kleed,

hij is tot uw hulp gereed;

O, uw tederste vriend is Jezus.

 

3.

Uw verlosser alleen is Jezus,

geest en ziel en lichaam kocht hij vrij.

Satans bolwerk valt in gruis,

voor de kracht van Jezus’ kruis;

O, uw tederste vriend is Jezus. 

 

4.

Komt, wij geven ons hart aan Jezus,

wij geloven in de kracht van ‘t bloed.

Ja, wij bouwen op de Heer,

leggen alles voor hem neer;

O, uw tederste vriend is Jezus. 


1.

Vrees niet, Ik ben met u, heeft Jezus beloofd.

Zijt g’ eenzaam verlaten, werd ‘t al u ontroofd.

Dit zal u vertroosten, sterken in de strijd.

Nooit zal hij u verlaten, hij is met u t’ allen tijd.

 

 

Koor:

Neen, nimmer alleen, neen, nimmer alleen.

Hij zal u nimmer verlaten.

Neen, nimmer alleen, alleen,

nimmer laat Hij u alleen. 

 

 

2.

De rozen verwelken, de lelies vergaan.

En wat op aard’ schittert, ach, ‘t blijft niet bestaan.

Jezus, roos van Saron, bloeit in eeuwigheid;

Wat op aard’ verdwijne, hij is met u t’ allen tijd.

 

 

3.

Wat u ook bedreige, welk gevaar u wacht,

hoe de storm moog loeien, vrees geen donk’re nacht.

Zaligheid en vrede, rust en veiligheid,

geeft u zijn belofte: Ik ben met u t’ allen tijd.


  1.  

Er is nog een werk te doen;

Strijden voor des Heilands roem.

En de Heiland roept tot u,

geef u nu! Geef u nu!

Spoed u naar de slaande trom,

roep het uit: Ik kom! Ik kom!

Geef u nu! Geef u nu! Geef u nu!

 

Koor:

Christus voor en achter ons.

Hij staat aan uw zij.

Voor de vrijheid van de mens,

uit de slavernij.

Geef u nu! Geef u nu! Geef u nu!

 

2.

Wie kan dralen in het dal?

Sta steeds voor uw Meester pal.

Christenstrijders onvervaard,

geef u nu! Geef u nu!

Trek de wapenrusting aan,

vecht! Straks is de strijd gedaan.

Geef u nu! Geef u nu! Geef u nu!

 

3.

Hoor de vijand hoe hij zucht,

zie zijn strijdmacht op de vlucht!

Er is nu geen twijfel meer,

geef u nu! Geef u nu!

Wij zijn zeker van de buit,

roep de overwinning uit!

Geef u nu! Geef u nu! Geef u nu!


1.

Ik dien een Heer en Heiland, die nu en eeuwig leeft;

Hij stierf en is herrezen, hoe ‘t ongeloof weerstreeft.

Ik zie op zijn genade, ik hoor zijn stem zo blij,

en als ‘k in nood hem aanroep is Hij nabij.

 

Koor:

Hij leeft, Hij leeft, de Heer is opgestaan!

Hij spreekt met mij, gaat aan mijn zij

op ‘s levens smalle baan.

Hij leeft, Hij leeft, Hij stilt mijn zorg en smart.

En vraagt ge mij, hoe ik dat weet?

Hij leeft diep in mijn hart.

 

2.

In heel de wereld om mij zie ik zijn teed’re zorg;

en word ik droef te moede, Hij is mijn vaste borg.

Ik weet Hij zal mij leiden door stormen en gevaar,

de dag van zijn verschijning komt eind’lijk daar.

 

3.

Verheugt, verheugt u, Christ’nen, zingt nu uit volle borst

een eeuwig halleluja voor Jezus, Heer en Vorst!

De hoop voor die hem zoeken, de hulp voor die hem vindt.

Geen buiten Hem die zondaars zo heeft bemind.

 

1.

Ik dien een Heer en Heiland, die nu en eeuwig leeft;

Hij stierf en is herrezen, hoe ‘t ongeloof

1.

‘t Geloof der vaad’ren leeft in mij,

Jezus mijn Heiland maakt mij vrij.

‘t Heilig vertrouwen is de band,

en geeft mij kracht voor hart en hand.

 

‘t Geloof der vaad’ren leeft in mij,

Jezus, mijn Heiland, maakt mij vrij!

 

2.

Geef mij de kracht en maak mij rein.

Heer, maak mij sterk een licht te zijn.

Leid mij als trouwe volg’ling voort,

en breng mij straks in ‘t hemels oord.

 

‘t Geloof der vaad’ren leeft in mij,

Jezus, mijn Heiland, maakt mij vrij!

 

3.

Laat mij o Heer, als kind van God,

strijden voor ‘s mensen eeuwig lot.

Vrienden en vijand hulp te biên

en steeds mij als uw knecht te zien.

 

‘t Geloof der vaad’ren leeft in mij,

Jezus, mijn Heiland, maakt mij vrij!


weerstreeft.

Ik zie op zijn genade, ik hoor zijn stem zo blij,

en als ‘k in nood hem aanroep is Hij nabij.

Koor:

Hij leeft, Hij leeft, de Heer is opgestaan!

Hij spreekt met mij, gaat aan mijn zij

op ‘s levens smalle baan.

Hij leeft, Hij leeft, Hij stilt mijn zorg en smart.

En vraagt ge mij, hoe ik dat weet?

Hij leeft diep in mijn hart.

 

2.

In heel de wereld om mij zie ik zijn teed’re zorg;

en word ik droef te moede, Hij is mijn vaste borg.

Ik weet Hij zal mij leiden door stormen en gevaar,

de dag van zijn verschijning komt eind’lijk daar.

 

3.

Verheugt, verheugt u, Christ’nen, zingt nu uit volle borst

een eeuwig halleluja voor Jezus, Heer en Vorst!

De hoop voor die hem zoeken, de hulp voor die hem vindt.

Geen buiten Hem die zondaars zo heeft bemind.

 

1.

U vroeg te zoeken is mijn lust;

Voordat de aardse zorgen komen,

laaf ik mij aan uw levensstromen.

Goede Vriend, mijn hartelust.

 

Koor:

Mijn hart behoort geheel U toe.

U volgen word ik nimmer moe.

Heer kom gij wonen in mijn hart.

Blijf gij met mij in vreugd’ en smart.

 

2.

Een vreemde pelgrim ben ik hier.

Gij zijt mijn gids; uw zorg, uw liefde,

geleidt mij wat mij hier ook griefde.

Brengt mij naar de Godsrivier.

 

3.

Uw wonderbare liefde, Heer,

doet mijne ziel voortdurend zingen.

Ik leef hier reeds in hemelkringen.

Met U ken ‘k geen angsten meer.


1.

‘t Zal zijn des avonds,

dat ‘t licht zal wezen,

als donk’re schaduw

rust op deez’ aard.

Dan zal hij komen,

mijn Heer en Heiland,

met al zijn eng’len

om zich geschaard.

 

2.

‘t Zal zijn des avonds,

dat ‘t licht zal wezen,

en ‘t graf der heil’gen

zal open gaan.

De stem des engels

het broos omhulsel

in kracht en schoonheid

zal op doen staan.

 

3.

Als straks de schaduw

voor ‘t licht zal wijken

en aller oog hem,

de Heer, zal zien.

Dan zal aanbiddend

in jubeltonen,

Gods volk verenigd,

hem hulde biên.


1.

Als ik kom aan het eind van de lange weg,

zal iedere schaduw vliên. (ja vliên)

Dan zal ‘k staan in het wonderbaar licht van God,

en ‘t Aanschijn van Jezus zien, ja zien.

 

 

Koor:

Als ik kom aan het eind, het eind van de weg,

in dat land waar de schad’wen vliên  –  –  –  .

Waar geen traan en geen droefheid meer zal zijn,

zal ‘k Jezus’ lief aanschijn zien!

 

2.

Dan zal ‘k zien op het leven, dat achter ligt

met vredig en kalm gemoed. (gemoed)

In die school werd ‘k gevormd naar mijn Meesters beeld,

en ‘k zie nu: ‘t was alles goed! ‘t Was goed.

 

3.

Als ik kom aan het eind van de lange weg,

zie ‘k de hemel open staan. (open)

En mijn Jezus zegt: kind, ‘t is nu tijd voor u,

gij moogt heden binnengaan, o gaan.

 

4.

Als ik kom aan het eind van de lange weg,

zal ‘k rusten van zorg en strijd. (en strijd)

Maar het heerlijkst zal zijn, ‘k zal mijn Koning zien,

in schoonheid en majesteit,  –  –  –  .


1.

Heerlijk te beleven, ‘s levens lentetijd.

Wanneer trouwe vriendschap hart en ziel verblijdt.

Vreugde te geloven in dezelfde God.

Samen te aanvaarden ‘t onbekende lot.

 

2.

Heerlijk morgengloren is een blijde jeugd.

Zelfs in donk’re dagen troost ze door haar vreugd.

In het uur van smarte knielt men samen neer,

om zijn troost te zoeken bij dezelfde Heer.

 

3.

Hij die door het leven eigen weg wil gaan,

zal geen vreugd beleven, kan niet blijven staan.

Als in donk’re dagen storm of regen woedt,

kan de vriendschap troosten, maakt het leven goed.

 

4.

Kostbaarste der gaven vriendschap, hemelvreugd.

God heeft u gegeven aan een blijde jeugd.

Wat het lot dan brenge, ook in later tijd.

Bloesem zult ge dragen voor de eeuwigheid.


1.

Jezus is roepend, ja roepend tot u:

Ontwaak, mijn kind, mijn werk wacht ook u.

Gaat in mijn wijngaard, de tijd is nabij.

Ga toch aan ‘t werk voor mij.

Wit zijn de velden, de maaiers zijn nodig

en ook uw arbeid is niet overbodig.

Vlug aan het werk want de tijd is nabij.

Ik sterk u en help u en ga aan uw zij.

 

Koor:

Hoor, ‘t is de Heiland, hij roept ook tot u;

Haast u, mijn kind, mijn werk wacht u nu,

zielen te zoeken, want ik maak ze vrij.

Gaat aan het werk voor mij.

 

2.

Al wat gij doet, doe dat met al uw macht.

‘t Zij groot of klein, Hij geeft u de kracht.

Gaat uit en brengt de verlorenen saam,

in ‘s Meesters heil’ge naam.

Haast u dan toch, de zon zal spoedig dalen;

Werk met vreugd tot het morgenlicht zal stralen.

Arbeid met macht, spoedig zult gij ‘t verstaan

het al wat gij deed, dat hebt gij welgedaan.


1.

Geef mij de Bijbel, licht van God gegeven.

Leidstar naar ‘t land van eeuw’ge zaligheid.

Stormen van strijd doen mij dan niet meer beven,

als Jezus mij op mijne weg geleidt.

 

Koor:

Geef mij de Bijbel, bron van licht en waarheid.

Die mij zal leiden op het smalle pad.

Naar ‘t land van liefde, blijdschap en van schoonheid.

Waar ‘t licht zal schijnen in de eeuw’ge stad.

 

 

2.

Geeft mij de Bijbel, als mijn hart gebroken

en ik door zondesmarten haast bezwijk.

Geef mij het woord dat Jezus heeft gesproken,

hetwelk mij sterk maakt en oneindig rijk.

 

3.

Geef mij de Bijbel, dat mijn pad verlicht wordt,

en ik de weg van zonden kan ontvliên:

Veiligheid kan alleen Gods woord mij schenken.

Dat licht wil mij de weg van vree doen zien.

 

4.

Geef mij de Bijbel, bron van levensvreugde

voor ieder die de zondelasten torst.

Toon mij het licht dat schijnt uit ‘s hemels zalen.

Waar eng’len glorie zingen voor hun Vorst.


1.

O, ziel voelt g’u eenzaam en droevig,

blinkt vaak in uw ogen een traan?

Is ‘t geluk uit uw leven gevloden,

uw zonne gans ondergegaan?

 

Koor:

Richt uw ogen op Jezus,

blik vrij in zijn vriend’lijk gelaat,

en de vreugde der aard zal duister zijn,

bij het licht dat zijn glorie uitstraalt.

 

2.

Op sterven volgt immer het leven,

op regen volgt zonneschijn.

Wil uw ziele aan Jezus thans geven,

zijn bloed wast van zonden u rein!

 

3.

Het tarwegraan valt in de aarde,

en stervende draagt het veel vrucht.

Laat uw leven gekruist zijn met Jezus,

blijf steeds onder godd’lijke tucht!

 

4.

O, hoor naar de stem van uw Heiland,

en volg toch als Paulus het Licht.

Laat u blindelings leiden door Jezus,

gehoorzaam het hemels gezicht!


1.

Toon je geloof steeds op des levens baan.

Toon je geloof, houd hoog des levens vaan;

Ga aan de arbeid onversaagd,

is ‘t geen wat Jezus vraagt.

Toon je geloof steeds weer,

keer op keer.


1.

Slavenboeien zijn verbroken

en mijn kluisters zijn verscheurd.

Licht is in mijn ziel ontstoken,

luister hoe dit is gebeurd:

Jezus heeft mijn schuld gedragen,

uit het stof mij opgebeurd.

 

Koor:

Welk een vreugd de Heer te dienen.

‘k Wens het trouwer steeds te doen.

O, hoe zalig Hem te minnen.

Hem, het Godslam, ons Rantsoen.

 

2.

Drukt u ook de last der zonden,

vreest gij voor de oordeelsdag.

Blik naar ‘t kruis, naar Jezus’ wonden,

buig voor hem in diep ontzag.

Doch in levend waar geloven,

weet dat elk hem vinden mag.

 

3.

God is liefde, zijn erbarmen

is de bron van zaligheid.

Loof de Heer, want zijn ontfermen

duurt tot in der eeuwigheid.

Nooit volprezen is de Heiland,

door zijn bloed zijn wij bevrijd.


1.

Jezus zal komen, de dag breekt aan,

zijt gij bereid, mijn vriend?

Zult gij, als hij komt, voor hem bestaan?

Zijt gij bereid, mijn vriend?

Zijt gij van zonden verlost door ‘t bloed?

Knielde gij reeds aan uws Heilands voet?

Gaaft gij uw “al” aan Hem voor goed,

zijt gij bereid, mijn vriend?

 

Koor:

Glorie, glorie!

Weldra gaan wij tot Hem:

Glorie, glorie!

In ‘t nieuw Jeruzalem.

Glorie, glorie!

Haast u, ‘t is tijd voor u;

Glorie, glorie!

Kies, o mijn vriend, kies nu!

 

2.

Is reeds uw lamp met olie gevuld?

Zijt gij bereid, mijn vriend?

Voelt ge berouw over al uw schuld?

Zijt gij bereid, mijn vriend?

Reinig uw kleed’ren en waak en wacht,

Jezus zal komen met grote kracht.

Reeds gloort de daag’raad na de nacht,

zijt gij bereid, mijn vriend?

 

3.

Zijt gij bereid, o gij kind van God?

Gaat uwe lamp niet uit?

Zijt gij vervuld met de Heil’ge Geest?

Hoort gij tot Jezus’ bruid?

O, koop toch olie, straks is ‘t te laat.

Kleed u in smetteloos wit gewaad.

Wat zult gij doen als Gods uur slaat?

Zijt gij bereid, mijn vriend?


1.

Zingt de wolken voort,

de dag ligt aan de poort.

Als je zingt en nog eens zingt,

zingt de wolken voort.

 

2.

Lacht de wolken voort,

de dag ligt aan de poort.

Als je lacht en vrolijk bent,

lacht de stormen voort.

 

3.

Bidt de wolken voort,

bidt maar telkens weer.

De dag ligt aan de poort

en Jezus is uw Heer.

 

4.

Zingt en lacht en bidt,

dat brengt licht in ‘t hart.

Als je zingt en lacht en bidt,

verdrijf j’ alle smart.


1.

Is hier een hart door vrees benard,

vermoeid door ‘s levens strijd?

Twijfel drukt u neer;

gij struikelt telkens weer.

O, vat weer moed, want God is goed

en steeds tot hulp bereid!

Zo gij slechts kunt geloven,

ziet gij zijn heerlijkheid.

 

Refrein:

Daar zijn geen grenzen aan Jezus’ macht.

Voor elk die wond’ren van hem verwacht.

Ja, wie Hem aanraakt ervaart zijn kracht,

daar zijn geen grenzen aan Jezus’ macht.

 

 

2.

Gaat gij gebukt, door zorg gedrukt?

Leg dan uw lasten neer.

Tob niet langer voort,

vertrouw op ‘s Heren woord!

Hij hoort uw beê en schenkt u vreê

in liefde eind’loos teer.

Zo gij slechts kunt geloven,

niets is onmoog’lijk meer!             

3.

The chimes of time ring out the news,

another day is through.

Someone slipped and fell,

was that someone you?

You may have longed for added strength,

your courage to renew.

Do not be disheartened,

for I have news for you.

 

 

Refrain:

It is no secret what God can do.

What He’s done for others, He’ll do for you.

With arms wide open He’ll pardon you.

It is no secret what God can do.

 

 

4.

There is no night, for in His light

you’ll never walk alone.

Always feel at home,

where-ever you may roam.

There is no power can conquer you,

while God is on your side.

Just take Him, at His promise,

don’t run away and hide.

 

 

 

 

1.

 

‘k Moet de Heiland met mij hebben,

want ik kan alleen niet gaan;

Maar met hem meer dan verwinnaar,

durf ik ied’re storm weerstaan.

 

 

Koor:

O dan vreest mijn ziel geen kwaad,

waar mijn weg ook henengaat.

Ik wil volgen zonder vragen,

waar mijn Meester gaat of staat.

 

 

2.

‘k Moet de Heiland met mij hebben,

dan is ied’re last mij licht;

‘k Ken geen bange vrees of zorgen,

‘k wandel voor zijn aangezicht.

 

 

3.

‘k Moet de Heiland met mij hebben,

daar waar in der zonden macht.

Harten breken, slaven zuchten,

en men op zijn boodschap wacht.

 

 

4.

‘k Moet de Heiland met mij hebben,

als de vijand mij ontmoet.

En ‘k hem door het bloed des kruises

als overwonnene begroet.


1.

 

Gezanten van de Heer,

verkondigt altijd weer

de evangelieboodschap

in elke taal en landschap.

Verkondigt Gods genâ

betoond op Golgota.

Spreekt van de liefde van Christus,

brengt hen zijn heil zonder verwijl;

Biedt hen verlossing in Jezus.

Ook voor hen droeg hij ‘t kruis,

is er plaats in zijn huis.

Zijn liefde kent perken noch peil.

 

2.

God zelf, hij zendt u heen,

hij laat u niet alleen.

Ga in zijn naam dan met moed,

hij maakt alles voor u goed.

Hij verhoort uw beden,

hij richt uw schreden.

Zielen, die zijn boodschap wachten,

wenen, klagen, naar hem vragen.

Zondaars, die naar redding smachten,

brengt Hij op uw wegen,

hen ten eeuw’ge zegen.

Naar zijn wil, zijn welbehagen.

 

3.

Zeg verloren zielen,

die in zonde vielen:

“God, in Jezus, neemt u aan,

kom, o blijf niet verre staan.

Is zijn vriend’lijk noden,

leef naar zijn geboden.

Zijn bloed wast witter dan de sneeuw.

Haast komt hij weer met ‘t eng’lenheer.

Het Godslam, maar ook Juda’s Leeuw,

slechts hij, door Hem bevrijd,

die zich heeft voorbereid.

Volgt hem dan bij zijn wederkeer.”

1.

 

Hoort gij niet des Meesters roepstem,

die u tot zijn oogstveld noodt?

Hoor ‘t dringend vragen en volg hem,

en doe zijn werk onverstoord.

Tot rijpheid is d’ oogst gekomen,

en prijkt dan het goudgeel graan.

Laat ons onze ijver tonen,

door vlijtig aan ‘t werk te gaan.

 

Koor:

Hoort gij niet des Meesters roepstem,

die u tot zijn oogstveld noodt?

Hoor ‘t dringend vragen en volg hem,

en doe zijn werk onverstoord.

 

2.

Onder de zon van Afrika,

leven heid’nen in de nacht.

Jezus Christus op Golgota

werd hen ten offer gebracht.

Ga dan naar die verre oorden,

verkondig ook daar Gods Woord,

aan hen die het nog niet hoorden,

zijn liefde, zo diep, zo groot.

 

3.

Doch naar verre zendingsvelden

kunnen allen hier niet gaan.

Onze gebeden en gelden

maken hen daartoe bekwaam.

Laten wij de Here vragen

om zijn zegen op hun pad.

Dat hij hunne krachten schrage

tot hun taak daar is volbracht.


1.

 

‘k Vertoef in de hof gans alleen,

 

waar de dauw ligt blank op de bloemen.

 

En ik hoor daar de stem van mijn Heiland

 

mijn naam met liefde noemen.

 

Koor:

En Hij gaat met mij, en Hij spreekt tot mij,

 

vertelt van zijn liefde tot mij.

 

En een vreugde zo zalig doorstroomt mijn hart,

 

maar geen verstaat dit als Hij.

 

2.

Hij spreekt en de klank van zijn stem

 

doet de vogels rondom mij zwijgen.

 

Alles luistert stil naar die wond’re toon,

 

zacht ritselen de twijgen.

 

3.

Ik wandel zo stil met mijn Heer

 

tot de nacht zijn neev’len vergadert.

 

Maar zijn stem klinkt voort in mijn blijde ziel,

 

tot d’ eeuw’ge morgen nadert.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


1.

Verlaten we elkander weer,

 

na dagen vol van vreugd.

 

Zien w’ oude vrienden dan nooit weer,

 

die kring van blijde jeugd?

 

Koor:

O, neen, ‘t is geen vaarwel, mijn vriend,

 

we zien elkander weer.

 

In vreugde en in blijdschap, vriend,

 

zien wij elkander weer.

 

2.

Vormt allen saam de grote kring,

 

van onze A. J. V.

 

Nu in dit avonduur en zingt

 

van al Gods liefd’ en vree!

 

3.

Waar vrienden zo verbonden zijn,

 

wordt geen vaarwel gehoord;

 

Maar rond de lichte kampvuurschijn

 

“tot weerziens!” zij ons woord.

 

4.

Want God die uit de hemel zendt

 

zijn zegen op ons neer.

 

Brenge ons in zijne hemeltent

 

eens bij elkander weer.


1.

Wilt gij van zonde en schuld zijn verlost.

 

Er is kracht in het bloed,

kracht in het bloed;

 

Weet dat uw redding zoveel heeft gekost.

 

Er is kracht in ‘t bloed van het Lam.

 

Koor:

Er is kracht, kracht, wonderbare kracht,

 

in het bloed van het Lam;

 

Er is kracht, kracht, wonderbare kracht,

 

in het dierbaar bloed van het Lam.

 

2.

Satan gaat rond als een briesende leeuw.

 

Er is kracht in het bloed,

kracht in het bloed;

 

Wilt gij verlost zijn en witter dan sneeuw?

 

Er is kracht in ‘t bloed van het Lam.


1.

Daar is zonschijn in het hart van Jezus’ kind’ren,

die Hem daag’lijks volgen op het smalle pad.

Storm noch duisternis kan onze vreugd’ vermind’ren

op de pelgrimsreis naar ‘s hemels gouden stad.

 

Koor:

‘k Glimlach blij onder moeite en gevaar.

‘k Glimlach blij, want mijn Jezus is daar.

‘k Glimlach blij in verzoeking en pijn,

want in Jezus kan ‘k zalig steeds zijn.

 

2.

In mijn Heiland vind ik immer kracht en vreugde,

hoe de wereld rondom mij ook smaadt en spot.

Als de levenszorgen mij schier doen bezwijken,

vind ik steeds een schuilplaats bij mijn trouwe God.

 

3.

Als ik rust in Jezus is mijn ziel vol vreugde,

want ik weet mij veilig in zijn dier’bre hand.

Met een glimlach ga ik door dit moeilijk leven,

tot ik eenmaal kom in ‘t Hemels Vaderland.


1.

Hoe teder en zacht klinkt des Meesters stem,

 

tot het dwalende moede hart.

 

O kom tot Mij met uw zonden en last,

 

Ik troost u in zorg en smart.

 

Koor:

‘t Is slechts een stap die u scheidt van uw God.

 

Leg in zijn hand nu voor eeuwig uw lot.

 

Stel toch niet uit, maar neem een besluit:

 

Doe de stap en gij zijt van Jezus.

 

2.

O aarzel niet langer, maar kom toch nu,

 

want het leven gaat ras voorbij.

 

Waar zult gij straks zijn in de eeuwigheid,

 

wellicht is uw uur nabij.

 

3.

O, ‘t is slechts een stap tot uw dierb’re Heer,

 

toef niet langer, hij wacht op u.

 

Zie toch zijn armen naar u uitgebreid,

 

hij schenkt genade nu.


1.

O kom in mijn hart Heer Jezus.

Verhoor mijn gebeden o Heer.

Mijn hart zo belast en vol zorgen

en twijfelend keer op keer.

 

Koor:

Kom in mijn hart, kom in mijn hart.

O kom in mijn hart Heer Jezus.

Maak Gij mij vrij en woon in mij.

O kom in mijn hart Heer Jezus.

 

2.

O kom in mijn hart Heer Jezus.

Ik heb u zo nodig o Heer.

In ‘t leven vol moeite en zorgen

kan ik u niet missen Heer.

 

3.

O kom in mijn hart Heer Jezus.

Verlicht gij mijn zondig gemoed.

Uw Geest brengt weer in mij die vreugde

die ‘t aangezicht stralen doet.


1.

Donkere wolken bedekken de aard,

wolken van zorg en verdriet.

O, breng de zon weer in ‘t menselijk hart,

dat het Gods liefde toch ziet.

 

Koor:

Stel mij tot zegen, stel mij tot zegen.

Laat mij een beeld van Jezus zijn.

‘k Leg op Uw altaar mijn leven nu neer.

Stel mij tot zegen voor velen o Heer.

 

2.

Zoek arme zielen die ver zijn van God,

wees een getuige vol kracht.

Spreek van zijn liefde voor ‘t dolende lam,

schijn als een ster in de nacht.

 

3.

Maak mij zachtmoedig en vriend’lijk als Gij,

stralend voor arm en voor rijk.

Helpend en troostend de zielen rondom,

dat ik Uw beelt’nis gelijk.


1.

De Herder der liefde zoekt ‘t arme lam,

dat dwaalde van ‘t pad der eer.

In bos en ravijn zoekt de trouwe Heer,

steeds roepend: Keer weer, keer weer!

 

Koor:

Kom uit het duister van zonde en nood.

Kom tot Mijn liefde eindeloos groot.

Keer weder tot Hem, die u bemint.

Ik zocht u zo lang, mijn kind.

 

2.

De Herder der liefde kent uwe naam,

neen, nimmer vergat Hij u.

O, kind van Gods liefde, weersta Hem niet,

maar laat u toch vinden nu.

 

3.

De Herder der liefde leidt u in ‘t licht,

aan wateren diep en rein.

Aan grazige weiden vol heerlijkheid,

in hemelse zonneschijn.


1.

Wandelend langs het levenspad,

hoord’ ik een stem zo vriend’lijk zacht:

Een plaats in de hemel bereid Ik u,

een eeuwig en vredig tehuis.

 

Koor:

Kom, o kom, kom naar huis,

waar gij nooit weer dwaalt;

Ik zie het licht van die schitt’rende stad,

mijn eeuwig thuis.

 

2.

Vrienden zal ‘k wederzien aldaar,

knielend voor God en zijn altaar.

Ik prijs hem en loof hem voor zijn genâ,

in ‘t eeuwig en vredig tehuis.

 

3.

‘t Leven is kort, straks komt de tijd,

dat Hij een plaats mij heeft bereid.

Ik zie reeds het licht van de eeuw’ge kust,

mijn liefdevol vredig tehuis.


1.

Peil mij, O God en weet mijn diepste grond.

Toets mij, O Heer, en vind wat niemand vond.

Kom met uw licht, dat ied’re smet ontdekt

en ban dan uit wat nog mijn ziel bevlekt!

 

2.

Hoor mij toch aan, als ‘k mijn verlangen zeg;

Hier ben ik Heer, neem al mijn zonden weg.

Geef mij een geest, die strijdend overwint

en in de worst’ling vreê en vreugde vindt!

 

3.

Neem mij geheel en aan uw beeld gelijk,

dien ik U eeuwig in uw koninkrijk!

Geef m’ uw bevel, bestem voor mij een taak.

Maak mij een strijder voor uw heil’ge zaak!

 

4.

O, Geest van God die ‘t levensvuur ontsteekt,

o, wek mij op en schenk mij wat m’ontbreekt.

O, Heil’ge Geest, die ‘t scheppingswerk herstelt,

wijd m’ als apostel, vorm mij tot een held!


1.

Heer, Gij hebt bevel gegeven:

Neem uw kruis en volg mijn spoor.

Zie, verlosser van mijn leven,

‘k ben uw dienaar, ga mij voor.

 

Koor:

Tot de dood wil ‘k naar U streven,

jaar na jaar en dag na dag.

Voor U sterven, voor U leven,

Jezus, vrezend stoot noch slag.

 

2.

‘k Ga met moed Calvarie tegen,

al is ‘t bergpad steil en smal.

En in d’ eenzaamheid gelegen,

koud en donker overal.

 

3.

Weg van al wie ik beminde,

toevend aan de schaduwkant.

Wil ik lijdzaam ondervinden,

‘s werelds hoon en misverstand.

 

4.

Ja, mijn leven wil ‘k U geven,

gans verdwijnen, nietig zijn;

Slechts naar één vervulling streven:

Jezus’ kind en vriend te zijn.

 

5.

Jezus geeft Zijn rijke zegen.

Hem te volgen overal,

is een vreugd en wordt een zegen,

enig in dit tranendal.


 

1.

‘k Zie mijn Heiland in ‘t morgenlicht.

In de scheem’ring zie ‘k zijn gezicht.

In het duister hoor ‘k nog zijn stem.

Waar ‘k ook zijn mag, altijd zie ik Hem.


1.

Hoor naar onze beê,

open Gij ons hart.

Ontsluit Uw woord voor ons

en geef ons vrede,

Amen.

1.

Een dierbare Heiland is Jezus, mijn Heer,

een dierbare Heiland voor mij.

Zijn rots is mijn schuilplaats in ‘t zwaar noodgetij;

Daar vlij ik mij rustig terneer.

 

 

Koor:

Zijn rots is mijn schuilplaats bij dreigend gevaar,

een burcht ook al stijgt steeds de vloed.

Zijn liefd’ is mijn schuilplaats, zo veilig en goed;

Zijn hand overschaduwt mij daar,

Zijn hand overschaduwt mij daar.

 

 

2.

Een dierbare Heiland is Jezus, mijn Heer,

hij deelt al mijn zorg en verdriet:

Hij biedt mij zijn hulp, daarom wankel ik niet;

Zijn kracht schraagt mij dagelijks meer.

 

 

 

3.

Zijn hemelse zegen verrijkt elke stond;

In Hem rust mijn leven en lot.

Ik zing vol vervoering, tot ere van God:

“Dat Gij in Uw liefde mij vond”

 

 

4.

En als ik hierboven in ‘t smetteloos kleed

mijn Jezus, mijn Heiland, begroet.

Dan roem ik met allen die ‘k daar dan ontmoet,

dat Jezus het al voor ons deed.


1.

Welk een omkeer heeft God

in mijn leven gewrocht,

sinds Jezus nu woont in mijn hart;

Er is vrede in mijn ziel,

waar ‘k zo lang reeds naar zocht,

sinds Jezus nu woont in mijn hart.

 

Koor:

Sinds Jezus nu woont in mijn hart,

sinds Jezus nu woont in mijn hart.

Is mijn blijdschap en vreê als de golven der zee,

sinds Jezus nu woont in mijn hart. 

 

2.

‘k Ben niet langer een zwerv’ling;

‘k vond rust voor mijn voet,

sinds Jezus nu woont in mijn hart;

Al mijn schuld is verzoend,

‘k ben gewassen in ‘t bloed,

sinds Jezus nu woont in mijn hart.

 

3.

In de hoop op Zijn komst

ligt mijn anker nu vast,

sinds Jezus nu woont in mijn hart;

En geen twijfel drukt langer

mijn ziel als een last,

sinds Jezus nu woont in mijn hart.

 

4.

‘k Ben verzekerd, aan ‘t eind

wacht m’ een kroon na de strijd,

sinds Jezus nu woont in mijn hart;

‘k Reis nu blij naar de Stad,

die door God is bereid,

sinds Jezus nu woont in mijn hart.


1.

Weldra komt onze Heer,

ja, hij komt spoedig weer;

‘k Zal hem zien op de wolk,

als hij komt tot zijn volk.

Want Jezus, onze Heer,

hij komt spoedig weer.

 

2.

Hoe snel vliedt toch de tijd,

zijn wij allen dan bereid?

Als Hij komt in zijn kracht,

met zijn hemelse macht.

Welk een vreugde zal ‘t zijn,

bij dat hemels festijn.

 

3.

Hoe goed is onze Heer,

elk die leeft te Zijner eer;

Hij is steeds onze tolk

als hij pleit voor zijn volk.

Spoedig brengt hij ons thuis,

in het Vaderlijk huis!


1.

Als verdwijnen zal de duisternis der nacht

is er blijdschap in mijn hart.

En de zon der nieuwe dag ons tegenlacht,

is er blijdschap in mijn hart.

 

Koor:

Er is blijdschap, er is blijdschap in mijn hart,

Jezus geeft ons vreugde en verdrijft de smart.

Vrool’ker lied’ren zing ik nu,

want ‘k behoor geheel aan U.

Er is blijdschap, er is blijdschap in mijn hart.

 

2.

Hoort gij hoe de vogels zingen het refrein,

er is blijdschap in mijn hart.

Ik weet dit zal d’ aanvang van de dag weer zijn

er is blijdschap in mijn hart.

 

3.

Jezus maakt de aard’ tot paradijs voor mij;

Er is blijdschap in mijn hart.

Elke plicht gedaan in liefde maakt mij blij,

er is blijdschap in mijn hart.

 

4.

Vreugde is er nu, en ook voor alle tijd

er is blijdschap in mijn hart.

Zo zal ‘k zingen ‘t nieuwe lied in eeuwigheid,

er is blijdschap in mijn hart.


1.

Er komen stromen van zegen,

dat heeft Gods woord ons beloofd;

Stromen, verkwikkend als regen,

vloeien tot elk die gelooft.

 

Koor:

Stromen van zegen,

komen als plasregens neer.

Nu vallen drupp’len reeds neder,

zend ons die stromen, o Heer.

 

2.

Er komen stromen van zegen,

heerlijk, verkwikkend zal ‘t zijn;

Op de valleien en bergen,

zal er nieuw leven dan zijn.

 

3.

Er komen stromen van zegen,

zend ons die Heilstroom nu neer!

Geef ons die grote verkwikking,

geef z’ ons voortdurend, o Heer.


1.

Als ‘t bazuingeschal des Heren klinkt

en Jezus’ komst is daar.

Als de stem van de Archangel klinkt in ‘t rond

en de lucht vervuld is met ‘t gezang

der heil’ge eng’lenschaar.

Siddert gans de schepping in die heil’ge stond.

 

Koor:

Als ‘t bazuingeschal des Heren,

als ‘t bazuingeschal des Heren,

als ‘t bazuingeschal des Heren,

wordt gehoord, zijt gij dan voor Zijn komst bereid?

 

2.

Als ‘t bazuingeschal des Heren roept:

“Gij doden! komt, ontwaakt!

Schudt het stof af, kleedt u met d’ onsterflijkheid!”

Als de wereld handenwringend

hare wanhoopskreten slaakt.

Ben ik dan, om Hem te volgen, gans bereid?

 

3.

Als ‘t bazuingeschal des Heren

al zijn kind’ren op deez’ aard,

die nog leven, in een punt des tijds omkleedt.

En Hij allen, die in Christus zijn,

voor eeuwig thuis vergaart,

broeder, zuster, zijn wij voor die stond gereed?


1.

Als trouwe oogstliên gaan wij voort

en zaam’len ‘t graan van oord tot oord.

Langs berg en dal gaan wij verblijd

en oogsten vrucht voor d’ eeuwigheid.

Wij zingen steeds tot Jezus’ eer,

van ‘t oogstveld toch is Hij de Heer;

Hij was het, die dit heil verwierf,

daar hij als tarwegraan eens stierf.

 

Koor:

Spoed U naar het oogstveld heen,

want de Meester roept u;

Werk is er voor iedereen,

haast u, d’ avond valt nu.

Spoedig ijlt de tijd voorbij,

d’ oogsttijd komt voor u en mij.

Voorwaarts, voorwaarts.

in des Heren naam.

 

2.

Wij zaam’len immer moedig voort.

gedachtig aan des Meesters woord:

Weest steeds getrouw en altijd waar,

want oogstliên zijn er weinig maar.

Aanschouw het wuivend korenveld,

dat neigend u Gods grootheid meldt

en hoor des Heren stem tot u:

Ga werken op mijn akker nu.

 

3.

Merk, hoe de tijd daar henen vliedt;

Het oogsten is weldra geschied.

Kom, leen de arbeid ook uw hand,

uw loon wacht u in ‘t Vaderland!

Waarom toch zoudt gij ledig staan

wijl d’ uren snel daar henen gaan?

Kom, sla dan mee de sikkel aan,

breng in de schuur het goudgeel graan.


1.

Als de ranken aan de wijnstok,

zijn w’ aan u verbonden Heer;

Gij gaaft ons de heil’ge roeping,

vrucht te dragen tot uw eer.

In onszelf zijn wij onmachtig.

Zonder u komt niets tot stand;

Maar wij zullen veel vermogen,

zo we in u zijn ingeplant.

 

Koor:

Help mij, Heer, in u te blijven,

groeiend, wassend dag aan dag.

Dat mijn leven u ter ere,

rijke vruchten dragen mag.

 

2.

Dode en verdorde ranken

snijdt de grote landman af

en ze worden uitgeworpen,

in het vuur verbrand als kaf.

Zie, dit dringt mij tot de bede:

Heer, behoed mij voor de val.

Dat ik nimmer uw gemeenschap

en uw glimlach derven zal.

 

3.

Alle rank, waaraan de landman

ziet, dat vruchten zijn gegroeid,

wordt door Hem met zorg en liefde,

maar met vaste hand gesnoeid.

Heiland, wil zo ook mijn harte

reinigen van ied’re smet;

Leer mij meer dan ooit te zoeken

uw gemeenschap in ‘t gebed.


 

1.

Spreek door uw Geest, o God,

doorstroom mij met uw gloed.

Totdat ik min wat Gij ook mint,

en doe wat Gij ook doet.

 

2.

Spreek door uw Geest, o God,

tot dat ik zelf geheel

mijn wil kan voegen naar uw wil,

en doen wat gij beveelt.

 

3.

Spreek door uw Geest, o God,

dan ben ‘k geheel van u,

en wordt mijn aardse leven meer

vervuld van liefde nu.

 

4.

Spreek door uw Geest, o God,

dan ben ik straks bereid

tot leven met mijn Heer en God

in alle eeuwigheid.


1.

Gij roept ten heil’ge strijd,

o Jezus, uw soldaten,

die nooit hun post verlaten,

maar aan u zijn gewijd.

Gij zijt onz’ opperheer,

Gij leidt ons keer op keer.

 

Koor:

Maak, Heer, ons sterk,

leid hart en hand;

Dan breken w’ alle tegenstand,

die tegen uw gezag zich kant.

Maak, Heer, ons sterk,

leid hart en hand.

 

2.

Omgord ons, Heer met kracht,

geloof, geduld, vertrouwen.

Uw wijsheid te ontvouwen,

uw grote liefde macht,

is onze roeping, Heer,

wij strijden u ter eer.

 

3.

Uw kruisbanier ten top,

omgord met uwe waarheid,

verlicht door uwe klaarheid,

gaan wij ten strijde op.

Gij, die voor ons verwon,

zijt onze liefdebron.

 

4.

Wij strijden biddend voort;

De zege is ons zeker;

Na ‘s levens lijdensbeker

gaan wij naar ‘t hemeloord,

waar Jezus ons beloont

en zijn getrouwen kroont.


1.

Om tot Gods eer te zingen,

te loven zijne naam,

wil ik met d’ eng’len zingen,

verkondigen zijn daân.

Hoe zou ik kunnen zwijgen,

waar alles looft zijn naam.

Ik wil mij voor hem neigen,

zijn naam zij steeds geloofd.

 

2.

De merels en de vinken,

de lieve nachtegaal,

laten hun lied weerklinken,

danken in voog’lentaal.

Heel de natuur zingt mede,

een lied tot onze Heer.

Ook ik voeg mijne bede

en zing tot Godes eer.

 

3.

Als ik op mijne wegen,

des Satans stem verneem,

dan moet van angst ik beven,

en wankelen mijn schreên.

Doch als ‘k in stil vertrouwen

een lied zing van uw kracht.

Ga ik in vast vertrouwen

mij steunend op uw macht.

 

4.

In uren van beproeving,

van droefheid en van smart,

dan zijt Gij mijn vertroosting,

de jubel van mijn hart.

In deze blijde klanken,

tot eer van uwe naam,

wil ik U telkens danken,

voor al uw grote daân.


1.

De vaandels onzer vaderen,

gaan ons nog altijd voor.

Ontrol nu Christus’ kruisbanier

en volg het oude spoor.

Ons hart kent nog de vrijheidsroep,

het hoort naar Jezus’ stem.

Het is nog altijd onze vreugd,

te doen de wil van hem.

 

2.

De boodschap onzer vaderen,

die dragen wij weer uit.

Wij houden ons nog vast aan ‘t Woord,

dit was ook hun besluit.

Op klare toon klinkt onze stem,

verkondend Jezus’ eer.

“Nog altijd voorwaarts”, klinkt de roep,

straks komt de Meester weer.

 

3.

‘t Geloof van onze vaderen,

in Jezus’ liefdemacht.

Is nog ‘t geloof voor deze tijd

en is nog steeds van kracht.

Nog altijd dragen wij het uit,

dat Jezus stierf aan ‘t kruis.

Voor zondaars slechts de een’ge weg,

die leidt naar ‘t Vaderhuis.

 

4.

De strijd van onze vaderen,

is nog dezelfde strijd.

De Veldheer gaat nog altijd voor,

wij volgen steeds bereid.

De grote dag breekt weldra aan,

door velen lang verbeid.

Dat wij, met onze vaad’ren saam,

gaan in Zijn heerlijkheid.


1.

Gij hebt lang reeds gezocht, naar meer liefd’ en geloof.

En gebeden met aandrang en smart.

Geef uw leven aan God, leg op ‘t altaar uw al,

hemelvrede doorstroomt dan uw hart.

 

Koor:

Is uw al op het altaar ten offer gebracht,

uw ziel reeds vervuld met des geestes kracht?

O, gij vindt nimmer rust voor uw zoekende ziel.

Tenzij alles bij God is gebracht!

 

2.

Wilt gij wand’len met God, in het licht van zijn woord,

wenst gij heilig en smett’loos te zijn.

O gehoorzaam zijn wil, leg uw al aan zijn voet,

en zijn bloed wast van zonden rein.

 

3.

Welk een rijkdom van kracht is de ziele beloofd,

die zich stelt onder God’lijke tucht.

Hij, die lichaam en geest in de hand legt van God

zal een boom zijn, steeds dragende vrucht.

 

4.

O welk zalig genot steeds te leven met God,

en een rank van de Wijnstok te zijn.

Dan ontledigd van zelfzucht, doorstroomd van genâ,

kunt gij leven als d’ eng’len zo rein.


1.

Leven voor Jezus steeds eerlijk en waar,

van hem getuigen steeds helder en klaar.

Trouw en aanhank’lijk, verblijd steeds en vrij,

dat is de weg van veel zegen voor mij.

 

Koor:

O, Jezus, Heer en Meester, ik geef mijzelf voortaan

aan u, die in uw lijden in mijn plaats hebt gestaan.

Ik heb geen and’re meester, Gij hoort naar mijn gebeên.

Mijn leven wil ik geven nu, aan u, o Heer, alleen.

 

2.

Leven voor Jezus die stierf voor mijn schuld,

dragend mijn zonden met liefd’ en geduld.

In deze liefde, daar hoor ik zijn beê,

wilt gij Mij volgen, gaat gij met Mij mee?

 

3.

Leven voor Jezus, elk uur hem gewijd,

die in de Hemel mij plaats heeft bereid.

Hij wil verlossen een ieder die hoort,

en ook wil leven naar ‘t heilige woord.


1.

In de lente van het leven,

als u alles tegenlacht,

wil uw hart aan Jezus geven,

die voor u het al volbracht.

Neem zijn leven tot een voorbeeld,

van de kribbe tot het kruis,

leer als hij beminnen, helpen,

hem te eren zij uw leus.

 

Koor:

In de lente van het leven

Hem te dienen zij uw lust.

Wil geheel aan Hem u geven,

Hij schenkt vreugde, vrijheid, rust.

 

2.

Leg het beste van uw leven

op het altaar van uw Heer;

Zaai in uwe lentedagen

rijpe vruchten vindt gij weer.

Als straks in de hemelschuren

‘t kostbaar graan wordt ingebracht,

juicht gij dubbel als er zielen

door u zijn tot God gebracht.

 

3.

In de lente van uw leven,

zij geheel uw moed en kracht

aan de zaak van Hem gegeven,

die voor u het al volbracht.

Uren, dagen, maanden, jaren

vlieden rust’loos snel voorbij,

wijd ze Jezus en uw naaste,

slechts Hem dienen maakt u blij.


1.

Ik heb mijn handen tot U opgeheven

en ‘k heb mijn ziele thans aan U gewijd.

Ik heb mijzelf geheel aan U gegeven,

leid mij, o Heer, in alle eeuwigheid.

 

‘t Is al van U! ‘t Is al van U!

Ja, ook mijn leven, Heer, ‘t Is al van U.

 

2.

Ik heb mijn handen tot U opgeheven

en ‘k heb gezegd, mijn Heer, ‘t is al van u.

En elke dag die gij mij schenkt in ‘t leven,

is een genâ die gij ons geeft, reeds nu.

 

‘t Is al van U! ‘t Is al van U!

Ja, ook mijn leven, Heer, ‘t Is al van U.

 

3.

Ik heb mijn handen tot U opgeheven

en niets op aarde toch bezit ik meer.

Dan u, mijn Heer, die mij geeft ‘t eeuwig leven,

gij zijt mijn al, in eeuwigheid, o Heer.

 

 

‘t Is al van U! ‘t Is al van U!

Ja, ook mijn leven, Heer, ‘t Is al van U.


1.

U altijd mij nabij te weten,

door U geleid, door U behoed.

Doet blij mij elk gevaar vergeten

dat ‘k in mijn levensstrijd ontmoet.

 

Koor:

Waar Gij mij leidt, wil ik U volgen;

O Lam van God, toon mij de weg.

Want zonder u kan ik niet leven.

Waar gij niet gaat daar blijf ik weg.

 

2.

Behoed mij, Heer, voor eigen wegen,

leer vast mij op uw paden gaan.

Uw leiding is de grootste zegen,

met u kan ik de strijd doorstaan.

 

3.

Slechts aan Uw zij heeft ‘t leven waarde.

In U is vrijheid, vrede, kracht.

Is eeuw’ge jeugd; wie U aanvaardde.

Wordt door U in Uw rijk verwacht.


1.

Iemand verlangt er naar u, o God.

Hong’rig naar ‘t Woord in zijn angstig lot,

die blindelings tastend zijn weg zoekt naar God.

Iemand is wachtend op u!

 

Koor:

Wachtend op u, wachtend op u.

d’ Oogst is al rijp, waar zijn arbeiders nu?

Iemand is wachtend, is wachtend op u;

Iemand is wachtend, is wachtend op u!

 

 

2.

Iemand met zonde en kwaad vervuld,

snakt naar bevrijding van zijne schuld;

O, Christen, ga uit, win een ziel met geduld,

iemand is wachtend op u!

 

3.

Wees voor een ander een schijnend licht.

Zoek hem met liefde en blij gezicht.

Breng mensen tot Jezus en ‘t eeuwige licht,

iemand is wachtend op u!


1.

‘k Zal de Koning zien,

hem mijn hulde biên

in het lied der eng’lenstoet,

in het heerlijk land,

aan het eeuwig strand,

ga ‘k de Koning tegemoet.

 

Koor:

In zijn glorie zal ‘k de Koning zien

en voor eeuwig hem mijn hulde biên’.

Door zijn dood aan ‘t kruis,

vond ‘k de weg naar huis.

Eenmaal zal ‘k mijn Koning zien.

 

2.

In dat land van rust,

aan die gindse kust,

daar waar nimmer nacht zal zijn,

waar ik met mijn Heer

dan als vorst regeer,

tot in alle eeuwigheid.

 

3.

In Jeruzalem,

als ‘k zal zijn met Hem,

zal ik zien Zijn aangezicht.

‘k Zing dan in mijn lied,

wat mij is geschied,

wat Hij aan mij heeft verricht.


1.

Een grote jeugdbond is ons streven,

van hier en in het rond.

Hier spreken wij van ‘t eeuwig leven

en Jezus, die ons vond.

 

Koor:

Komt gij dan ook in onze jeugdbond

allen hier in Nederland.

Komt tot Jezus in deez’ ure,

hij helpt u, grijpt zijne hand.

 

2.

Wij allen blaken nu van ijver

des Heren wil te doen.

Steeds ziende op de grote Leider,

die kwam tot ons rantsoen.

 

3.

Tot slot is daarom onze leuze:

Zijt dan ook gij bereid.

Geliefde vrienden, doe uw keuze

voor tijd en eeuwigheid.


1.

Ik wandelde in duisternis,

in wereldzin en lust.

Totdat de stem van Jezus zei:

“Kom tot mij, kind, en rust.”

 

Koor:

Jezus, hij redt mij,

Jezus behoudt mij,

‘k grijp daarom zijne hand;

Jezus is bij mij,

Jezus hij leidt mij

naar het hemels vaderland!

 

2.

Een vrede, o zo wondervol,

geeft Jezus onze Heer.

In zijn nabijheid vind ik kracht

en liefde meer en meer.

 

3.

O zondaar, Jezus roept tot  u.

Hoor gij naar zijne stem,

hij gaf zijn bloed ook eens voor u.

Daarom kom toch tot hem!

 

Koor:

Jezus, hij redt u,

Jezus behoudt u!

‘k Grijp daarom zijne hand;

Jezus is bij u,

Jezus hij leidt u

naar het hemels vaderland!


1.

Jezus mijne blijdschap,

het geluk mijns harte

gij zijt mijne kracht.

Ach, hoe lang, hoe lange

was mijn harte bange

tot gij hulpe bracht.

Gij wilt zijn voor eeuwig mijn;

Buiten U is mij op aarde

niets van zulk een waarde.

 

2.

Onder Uwe vleug’len,

ben ik van de stormen,

van al ‘t boze vrij.

Als van strijd en oordeel

vrezen zal de wereld,

mij staat Jezus bij.

Als wat staat ten onder gaat.

Wanneer d’ aarde eens zal beven,

dan zal Gods kind leven.

 

3.

Weg met alle schatten,

God is ‘t lied mijns harte,

Jezus is mijn lust.

Weg met ijdel denken

dat mijn God moet krenken,

geef mij kracht en rust.

Droefheid, nood, smart, kruis en dood,

‘t zou mij, al moest ik ook lijden,

nooit van Jezus scheiden.


1.

Jezus is alles voor mijn hart,

mijn vreugd, mijn kracht, mijn al.

Hij is mijn sterkte dag aan dag,

op bergtop en in dal.

Vriend’lijk gaat hij steeds aan mijn zij,

niemand bemint mij zoals hij;

Jezus is mijn en ik ben zijn,

hij mijn al.

 

2.

Jezus is alles voor mijn hart,

mijn vriend, mijn troost, mijn borg.

Ik stort mijn ziel voor Jezus uit,

want hij kent al mijn zorg.

Teder droogt hij dan ied’re traan,

maakt voor mijn voet een rechte baan:

Jezus is mijn en ik ben zijn,

hij mijn al.

 

3.

Jezus is alles voor mijn hart,

‘k gehoorzaam steeds zijn stem.

Hij is mijn harte vreugd en kracht,

mijn alles geef ik hem.

Als ik vermoeid ben, draagt hij mij

trouw door des levens woestenij.

Jezus is mijn en ik ben zijn,

hij mijn al.


1.

Moet ik soms met twijfel strijden,

Jezus geeft mij kracht.

Wil de boze mij verleiden,

Hij sterkt door zijn macht.

 

Koor:

Jezus is mijn kracht,

Jezus is mijn kracht.

In zijn armen ben ik veilig,

Jezus is mijn kracht.

 

2.

‘k Kan mij zelf niet staande houden,

‘k grijp zijn sterke hand.

Gaat mijn liefde soms verkouden,

zijne trouw houdt stand.

 

3.

Moet ik hier soms schade lijden,

spot, verneed’ring, hoon?

‘k Blijf mij in zijn komst verblijden,

straks wacht mij de kroon.

 

4.

Jezus laat het werk niet varen,

door zijn hand gewrocht.

Hij zal tot het eind bewaren,

wat zijn bloed eens kocht.


1.

Uw roepstem, Heer, klinkt ons in d’ oren;

Gij vraagt ons allen op te staan.

Hier zijn wij die u toebehoren,

gereed om aan uw werk te gaan.

 

Koor:

U, Jezus, onze jonge krachten!

U, Heer, geldt onze liefdegloed!

Uw eer het doel van al ons trachten

tot straks ons oog u zelf ontmoet.

 

2.

Om uw banier, o Vorst der vorsten,

geschaard en tot uw dienst bereid.

Ziet g’ ons naar licht en waarheid dorsten,

naar levenskracht en heiligheid.

 

3.

O, reik ons dan Uw hand, zo machtig,

om ons te leiden, tred voor tred!

Al toont zich dan de vijand krachtig,

Uw arm beschermt ons op ‘t gebed.


1.

O, naam van Jezus, schoon en goed,

die zelfs Gods gramschap wijken doet.

Stort reine vreugd in ons gemoed,

o, dierb’re naam van Jezus.

 

Koor:

Hooggeprezen zij uw naam,

gij bracht aard’ en hemel saam.

Slechts gij waart daartoe bekwaam,

o, dierb’re naam van Jezus!

 

2.

Uw naam schenkt vreugd in droefenis,

maakt rijk mij wat ik hier ook mis.

Door u is mij Gods heil gewis,

o, dierb’re naam van Jezus.

 

3.

Die naam is voor mijn ziel de grond,

bij ‘t openen van hart en mond.

Voor ‘s Vaders troon in elke stond,

‘k bid in de naam van Jezus.

 

4.

O blijde dag reeds dicht nabij,

als ik van alle banden vrij,

u prijs in der verlosten rij,

o, dierb’re naam van Jezus.


1.

Heer Jezus, neem mijn hart en maak het rein,

neem al ‘t verkeerde weg uit ‘t harte mijn.

Heer Jezus help en heilig mij,

dat ik u diene, dat mijn leven gewijd u zij.

 

Koor:

Kom Heer en neem mijn schuld van mij,

dat ik uw wil gehoorzaam zij.

Bevrijd mij toch van slavernij.

Dan kom en maak uw huis,

uw woonplaats, uw troon in mij.

 

2.

Maak gij, Heer, stil mijn hart, luisterend naar u,

uw boodschap van genâ geef mij die nu.

Van zekerheid, van vreugd, van vree

dat mijn vertrouwen zij in Jezus, blijft steeds mijn beê.

 

3.

Maak gij mijn geest ook rein, richt haar omhoog,

dat al wat in mij is u prijzen moog.

Leer mij, o God, op u te zien,

dat ‘k veel van uwe liefde aan and’ren ook kan biên.


1.

Hoor, mijn vriend, naar Gods stem

die u roept in dit uur.

 

Daar is redding bij Jezus, ja nu!

 

Als gij jaagt naar genot,

naar de schatten der aard.

 

Zijn de kosten wel berekend door u?

 

Koor:

O, sta stil en hoor nu,

wat Gods Geest spreekt tot u,

 

ga niet voort met dat leven zo ruw.

 

Is uw ziel niet meer waard

dan het schijngoud der aard?

 

Zijn de kosten wel berekend door u?

 

2.

Gij moogt ruilen uw hoop

op de eeuwige dag

 

voor een stonde van wereldlust nu.

 

Maar het einde, o hart,

is vertwijf’ling en smart.

 

Zijn de kosten wel berekend door u?

 

3.

Nog staat open de deur

van Gods liefde, mijn vriend,

 

o, ga binnen, ga binnen, ja nu!

 

Voor uw kostbare ziel

is het leven of dood.

 

Zijn de kosten wel berekend door u?


1.

Staat op, staat op voor Jezus,

gij strijders van het kruis;

Houdt hoog Zijn heil’ge vaandel,

wij zijn op weg naar huis.

In lijden en in strijden,

gaat Jezus met ons mee.

Helpt Satan te verdrijven,

geeft ons geluk en vree.

 

Koor:

Staat op voor Jezus,

gij strijders van het kruis.

Houdt hoog zijn heil’ge vaandel,

want wij zijn op weg naar ‘t Vaderhuis.

 

2.

Staat op, staat op voor Jezus,

laat schallen de trompet.

Bereidt u voor de eindstrijd,

die God ons heeft gezet.

Dat wij hem mogen dienen,

de vijanden ten spijt;

Vol blijdschap en gelovig,

nabij is nu de tijd.

3.

Staat op, staat op voor Jezus,

houdt stand in zijne kracht;

De wereld wil u trekken,

vertoont zijn ijd’le pracht.

Doet aan de wapenrusting,

put kracht in het gebed;

En weet wat ook mag komen,

de Heer heeft ons gered.

 

Koor:

Staat op voor Jezus,

gij strijders van het kruis.

Houdt hoog zijn heil’ge vaandel,

want wij zijn op weg naar ‘t Vaderhuis.

 

4.

Staat op, staat op voor Jezus,

niet lang meer duurt de tijd;

Nu nog een tijd van strijden,

maar straks de heerlijkheid.

Daar wacht de kroon des levens,

voor hem die overwon;

Tot ere van de Koning,

die is de levensbron.


1.

Diep in mijn hart is een blijdschap,

omdat ik Jezus nu ken.

Prijst zijne naam, welk een vreugde,

dat ik de zijne thans ben.

 

Koor:

Waarom zing ik van mijn Jezus?

Waarom ben ik toch zo blij?

Hij is mijn Heer en mijn Heiland.

Hij maakt van zonden vrij!

 

2.

Eén glimp van zijn liefd’ en goedheid,

dat was voldoende voor mij.

Eén enk’le blik op mijn Heiland,

maakte van zorgen mij vrij.

 

3.

Hij is mijn vriend en mijn Heiland,

Hij is mijn helper en Heer.

Hij geeft mij stromen van zegen

want hij bemint mij zo zeer.


1.

Uit mijn verdrukking, droefheid en nacht,

Jezus, ik kom, Jezus, ik kom.

‘k Ben nu verlost door uw liefdemacht,

Jezus, ik kom tot u.

‘k Ben niet meer krank, want gij maakt mij vrij.

‘k Ben niet meer arm, uw rijkdom is mij.

Vrij van mijn zonden jubel ik nu;

Jezus ik kom tot u.

 

2.

Alles verloren, altijd gelaakt,

Jezus, ik kom, Jezus, ik kom.

‘k Ben nu door ‘t kruis verwinner gemaakt,

Jezus, ik kom tot u.

Van aardse droefheid nu tot uw vreugd,

Here, mijn hart is in u verheugd.

Vrij thans van kommer psalmzing ik nu;

Jezus, ik kom tot u.

 

3.

Niet meer in vrees en angst voor de dood,

Jezus, ik kom, Jezus, ik kom.

‘t Leven beërven dat gij mij bood,

Jezus, ik kom tot u.

Niet meer in druk van maat’loos verdriet,

ga ‘k in de rust die gij mij daar biedt.

Eeuwig uw heerlijk aanschijn ‘k mag zien,

Jezus, ik kom tot u.


1.

O, woeste zee, o wilde baren,

ik ken geen vrees, omring mij vrij.

Hoe gij ook bruist, ‘k zal rustig varen,

mijn trouwe Loods is aan mijn zij.

 

Koor: (met verplichte bas-solo)

 

Kompas en roer van mijn broos scheepje

zijn in de hand van mijne Heer.

Als ik soms beef in ‘t nachtelijk duister,

hoor ik zijn stem en rust keert weer.

 

2.

Hoe klip en rots mij ook bedreigen,

een zandbank sluw mijn boot belaagt.

Kalm vaar ik voort naar ‘s hemels haven,

ik heb een loods, trouw, onversaagd.

 

 

3.

Woedt daarom voort, bruist storm en golven,

ik vrees u niet, o levenszee.

Wordt ook mijn boot door schuim bedolven,

mijn trouwe loods vaart met mij mee.



Koor:

U zij mijn leven,

u, Heer, die stierf aan ‘t kruis.

‘t Al wil ik geven,

wees Koning in mijn huis.

 

 

1.

Schonk gij ons geen genade,

zelfs voor het grootste kwaad.

Ons leven had geen waarde,

o God, mijn toeverlaat.

 

2.

Mijn zonden en gebreken,

staan mij steeds voor de geest.

Wilt Gij de kluisters breken,

Gij, die het kwaad geneest.

 

3.

Wil mij het kwaad vergeven,

en reinig mij geheel.

Opdat het eeuwig leven

dan eenmaal wordt mijn deel.

 

4.

‘k Wil mij geheel u wijden,

aan u, mijn grootste vriend.

Om u, Heer te belijden,

die ieder gaarne dient.


1.

Jezus’ werk ligt wachtend, vat het aan met macht.

Juist op u ziet Jezus, ‘t wordt van u verwacht.

Haast u hem te volgen, ga nog heden, nu.

Jezus vraagt thans niemand anders dan juist u.

 

 

Koor:

Werk voor Jezus elke dag,

strijdt voor Jezus, lijdt voor Jezus, hij verwacht,

ga met blijdschap heden, nu,

Jezus vraagt thans niemand anders dan juist u.

 

 

2.

Jezus’ werk ligt wachtend, need’rig als het is.

Stellig deze arbeid wacht op u, gewis.

Velden liggen wachtend, rijp van goudgeel graan.

Christus wacht nu juist op u om heen te gaan.

 

 

3.

Zielen die zijn wachtend, wachtend op uw daad.

Spreek hen van uw Koning, die hen niet versmaadt.

Breng het evangelie, Christus geeft u kracht.

Want dit werk is ‘t dat hij juist van u verwacht.


1.

Stille nacht, heilige nacht,

Davids zoon, lang verwacht,

die miljoenen eens zaligen zal,

werd geboren in Bethlehem’s stal.

Hij, der schepselen Heer,

Hij, der schepselen Heer.

 

2.

Hulp’loos kind, heilig kind,

dat zo trouw zondaars mint,

ook voor mij hebt g’ uw rijkdom ontzegd,

werd g’ in stro en in doeken gelegd.

Leer m’ u danken daarvoor,

leer m’ u danken daarvoor.

 

3.

Stille nacht heilige nacht,

heil en vree wordt gebracht,

aan een wereld verloren in schuld,

Gods belofte wordt heerlijk vervuld.

Amen, Gode zij d’ eer,

Amen, Gode zij d’ eer.


1.

O, welk een vreugd van Jezus te zijn.

O welk een voorsmaak van ‘t hemels festijn.

Wedergeboren, Gods eigendom,

kind van de hemel, zing ik: „Heer kom!”

 

Koor:

Hemelse vreugde klinkt door mijn zang.

Zo zal ik zingen mijn leven lang.

Groot is mijn vrede, blij klinkt mijn lied

totdat mijn oog Gods zoon komen ziet.

 

2.

Van Jezus’ liefde mij steeds bewust,

zie ik verlangend uit naar ‘s hemels kust.

Hoor ik zijn stemme: “Rein door mijn bloed,

wees overwinnaar, houd goede moed!”

 

3.

Hemelse vrede, hemelse vreugd.

Ik in mijn Heiland zing dan steeds verheugd,

wakend en biddend klinkt nu mijn lied,

totdat mijn oog Gods zoon komen ziet.


1.

Heer, ga uw gang! breek Gij mij en neem.

 

Gij zijt mijn maker ‘k ben slechts het leem.

Maak mij een vat geheel naar uw wil.

 

Houd door genâ mij rustig en stil.

 

2.

 

Heer, ga uw gang! Doorzoek en beproef

 

of er iets is, waar ‘k u mee bedroef;

 

Was door uw bloed van alles mij rein.

 

Witter dan sneeuw Heer, wil ‘k voor u zijn.

 

3.

Heer, ga uw gang! Maak gij mij nu sterk.

 

‘k Kan zonder u niets doen in mijn werk;

 

‘k Smeek u, dat g’ al mijn smarten geneest

 

en schenk mij, Jezus! veel van uw Geest.

 

4.

Heer, ga uw gang! ‘k Buig mij voor u neer.

 

Ik ben de dienstknecht, gij zijt de Heer;

 

Maak zo mijn leven dat het slechts zij:

 

Niet ik, maar Christus leeft nu in mij.


 

1.

‘k Zal eens mijn Heiland in heerlijkheid zien,

schitt’rend in schoonheid en pracht!

Hem zal ‘k daar dankbaar mijn hulde steeds biên,

dat hij ‘t voor mij heeft volbracht, (heeft volbracht).

 

Koor:

Glorie, glorie voor mij;

Glorie, glorie voor mij.

Jezus te zien en te gaan aan zijn zij,

o, welk een glorie, ja, glorie voor mij!

 

2.

Voor mijne schuld droeg hij smaadheid en hoon,

stierf hij aan ‘t kruis zelfs voor mij;

En door genâ wacht mij boven een kroon,

dat maakt mij zalig en blij, (maakt mij blij).

 

3.

‘k Vind daar mijn dierb’ren voor eeuwig dan weer,

juub’lend in d’ engelenrei;

O, welk een vreugd in die zalige sfeer,

‘t is alles glorie voor mij! (ja, voor mij).

 

4.

‘k Hoor dan het koor aan de zee van kristal;

‘t bloed van het Lam kocht ons vrij.

Alles stemt meê in het ganse heelal,

o, welk een glorie voor mij! (ja, voor mij).


1.

In het hart van Jezus, daar is liefde teer.

 

Liefde rein en heilig, liefde altijd weer.

 

Waarom zoekt gij vrienden, door hen niet bemind,

 

als in ‘t hart van Jezus gij die liefde vindt.

 

2.

Jezus’ levensakker biedt u werk en plicht.

 

Werk dat zelfs door eng’len gaarne wordt verricht.

 

Waarom zoekt gij enkel naar een grootse zaak.

 

In het werk van Jezus, daar vindt gij een taak.

 

3.

Ook het huis van Jezus biedt een plaats u aan.

 

In dat huis van vrede vindt gij rust voortaan.

 

Waarom verder zoeken naar een aardse stee,

 

als het huis van Jezus biedt u eeuw’ge vreê.


1.

Horend uwe stem, Heer Jezus,

klopt ons hart in u verblijd.

 

Want wij wensen u te dienen

in het werk u toegewijd.

 

Koor:

De jeugd trede aan

voor de man van Nazareth.

 

De jeugd sla de trom

waar de strijd wordt ingezet!

 

Jonge krachten zijn van node,

luister naar de krijgstrompet.

 

De jeugd trede aan

voor de man van Nazareth.

 

2.

Waar ook uw bevel ons heenleidt.

Wat voor strijd er komen zal.

 

Maak het ons bekend, o Meester,

wij beloven u het al.

 

3.

Elk talent door U gegeven,

moet ook U ten dienste staan.

 

Onze tijd is slechts in bruikleen,

om er juist mee om te gaan.

 


1.

Vurige knapen,

langer niet slapen.

Vlug nu ontwaken,

het Oosten gloort.

Komt, laat ons zingen,

juichen en springen.

Gods pracht bezingen,

die zo bekoort.

 

2.

Jongens en meisjes,

zingt nu als sijsjes.

Vrolijke wijsjes

Gode tot eer.

Laat ieder horen

uit uwe koren.

Dat g’ hebt verkoren

God als uw Heer.

 

3.

Moedige helden,

op nu te velde.

Laat ons vermelden

Gods heerlijkheid.

Waakzaam gebeden,

dapper gestreden.

Als ‘t moet: geleden

voor d’ eeuwigheid.


1.

Een ieder brengen wij het goede Woord:

Hij komt haastig weer.

Die boodschap brengen wij van oord tot oord:

Hij komt haastig weer.

 

Koor:

Ga en strijd en werk

van de morgen aan.

Christus maakt u sterk,

straks is ‘t werk gedaan.

Nog een korte tijd,

dan volgt d’ heerlijkheid.

Spoedig, spoedig gaan we in de rust

van d’ eeuwigheid!

 

2.

Wij gaan blijmoedig uit van huis tot huis

in des Heilands naam.

Die blijde boodschap van des Heilands kruis,

brengt ons al tesaam.

 

3.

En als dan straks de arbeid is verricht

zijn we eind’lijk thuis.

Dan zullen w’ allen juichen in het licht

van het vaderhuis.


1.

Zingt langs levenspaden met Jezus in je hart.

 

Laat je licht steeds schijnen, verdrijvend alle smart

 

en ‘t zal vreugde steeds ons schenken,

 

‘t maakt ons vrolijk, vrij en blij.

 

Zingt langs ‘s levenspaden met Jezus in je hart.


1.

Roep mij, Heiland, tot uw arbeid,

 

roep mij Heiland tot een plicht.

 

Laat mij werken voor uw waarheid,

 

spreiden steeds uw Godd’lijk licht.

 

Koor:

Houd mij rein, steeds bereid,

 

vol van strijdgeest, kracht en moed;

 

Houd mij rein, steeds bereid,

 

door de kracht van ‘t dierbaar bloed.

 

 

2.

Leer mij volgen in uw wegen,

 

als getuige van uw naam.

 

Stort in mij uw rijke zegen,

 

maak mij tot uw dienst bekwaam.

 

3.

Leer mij, Heiland, trouw te strijden,

 

schep in mij een nieuwe geest.

 

Dat uw dienst mij immer weze,

 

tot een eeuwigdurend feest.


(Canon voor vier stemmen)

 

1.

Looft de Heer, want hij is goed;

 

Looft hem met een blij gemoed:

 

2.

 

Looft de grote God, wiens troon

 

hoger rijst dan die der goôn;

 

3.

 

Looft der heren Opperheer!

 

Buigt U need’rig voor hem neer!

 

1 – 3

 

Want zijn gunst alom verspreid,

 

zal bestaan in eeuwigheid.


1.

Prijst Hem overwinnaar!

Die het graf niet houden kon.

Lof, aanbidding, Halleluja!

Die de dood verwon.

Schitterend van hemellichtglans

daalt een engel neer.

Wentelt van het graf de steen weg,

nu geen rustplaats meer!

 

Koor:

Prijst Hem overwinnaar!

Die het graf niet houden kon.

Lof, aanbidding, Halleluja!

Die de dood verwon.

 

2.

Ziet Hem verrijzen,

Jezus Christus onze Heer.

Zink voor Hem, de Overwinnaar,

nu aanbiddend neer!

Ziet, hoe Hij de dood bedwongen

en vernietigd heeft.

Alle macht der hel gebonden

en nu eeuwig leeft.

 

3.

Zou ik nog vrezen?

Jezus heeft nu alle macht!

Nu Hij uit de dood verrezen,

mij ook ‘t leven bracht.

In Hem wil ik mij verblijden

als der heren Heer;

Satans macht wil ik bestrijden,

neen, ik vrees niet meer.



1.

Menigeen zingt van schatten der aard,

 

zingt van de schitt’ring van ‘t goud.

 

Maar ik zing een lied van veel groter waard’,

 

een lied dat zijn waarde behoudt.

 

Koor:

Ja, hem wil ik prijzen in mijn lied,

 

prijzen in vreugd’ en verdriet.

 

Hij is mijn Heiland, hij is mijn Heer,

 

hij geeft mij licht telkens weer;

Kracht voor mijn zwakheid is wat hij geeft,

 

het is zijn blijdschap die in mij leeft;

 

Hij is ‘t die vreugdevol leven mij biedt;

 

Hem wil ‘k prijzen in mijn lied.

 

2.

Fris als de dauw die valt op ons neer,

 

zoals het morgenlicht daagt.

 

Klinkt er een nieuw lied van Jezus de Heer,

 

die groei geeft aan ieder die ‘t vraagt.

 

3.

Rijkdom en eer, armoede en smart,

 

alles gaat spoedig voorbij.

 

Want Jezus geeft vreugd’ en vrede in ‘t hart,

 

hij gaf zelfs zijn leven voor mij.


1.

Voorwaarts in de strijd met Jezus,

trekt uw wapenrusting aan.

Voorwaarts op de weg des levens,

Jezus gaat altijd vooraan.

Helpt de vijand te bestrijden,

‘t evangelie te verbreiden.

Want spoedig komt de tijd,

van eeuw’ge zaligheid.

 

 

Koor:

Voorwaarts met Jezus dat is onze leus.

Voorwaarts met Jezus dat zij ieders keus.

Moeten w’ ook strijden, kort is deze tijd.

Straks zijn we met hem in de eeuwigheid!

 

2.

Voorwaarts, voorwaarts ‘t allen tijde,

ook al is de strijd soms zwaar;

Jezus zal u steeds geleiden

ook in uren van gevaar.

Voorwaarts! laat dit motto schallen,

roept het luide toe aan allen,

dat spoedig komt de tijd

van eeuw’ge heerlijkheid.

 

3.

Jongens, meisjes, moedig voorwaarts,

want de ure is nabij,

dat de Heer zijn volk vergadert,

spoedig is de tijd voorbij!

Voorwaarts! waakt in de gebeden,

in zijn kracht de strijd gestreden.

Aan Jezus’ hand

gaan wij naar ‘t eeuw’ge Vaderland.

 

 


1.

Voorwaarts, Christenstrijders,

drukt uws konings spoor;

Met zijn heil’ge kruisvaan

gaat ons Jezus voor.

Weest voor zijn bevelen,

wat u dreig’, nooit doof;

Toont hoe bang ‘t u worde,

in zijn woord geloof.

 

Koor:

Voorwaarts, Christenstrijders

drukt uws konings spoor;

Met zijn heil’ge kruisvaan

gaat ons Jezus voor.

 

2.

‘t Was zijn woord bij ‘t scheiden:

Volgt mij onvervaard.

Ook u wordt verdrukking

smaadheid niet gespaard.

Maar ik heb verwonnen

‘s werelds vorst; zijn macht.

Zal uw trouw beproeven,

waakt! Strijdt in mijn kracht.

 

3.

Voorwaarts, opwaarts, broeders,

werpt zijn sterkte neer;

Velt, wie tegenstreven

‘t geldt uws konings eer.

Hij heeft overwonnen

heerst op ‘s Vaders troon;

Strijdt, volhardt ten einde,

‘t geldt zijn eer, uw kroon.


1.

Wondervol is zijn naam,

hij brengt ons altesaâm.

Geeft ons zijn zegen, ja, elke dag weer.

Wondervol Golgota

schenkt u en mij genâ;

Liefde zo groot van mijn hemelse Heer.

1.

Geef uw hart aan Jezus, want hij roept u nu!

Geef uw leven Jezus, want hij stierf voor u!

Open wijd uw hart en laat hem binnen nu!

Geef Jezus nu uw hart!

 

2.

Geef uw hart aan Jezus, want Hij roept u nu!

Geef uw hart aan Jezus, want Hij roept u nu!

Geef uw hart aan Jezus, want Hij roept u nu!

Wacht niet, maar geef het nu!


 

1.

O Heer, indien ik heb gewond een hart,

vandaag de oorzaak was van and’rer smart.

Een liefd’loos woord geuit heb, scherp en hard,

o Heer, vergeef!

 

2.

Indien ik uitgleed op het smalle pad,

voor ‘s werelds roep een wijl uw trouw vergat.

Mijn tred vertraagd’ op reis naar d’ eeuw’ge stad,

o Heer, vergeef!

 

3.

Indien ‘k vandaag geen ziel voor Jezus won,

geen liefde putte uit de Levensbron.

Geen warmte zocht bij ‘s hemels gouden zon:

O Heer, vergeef!

 

4.

Vergeef m’ o Heer het kwaad van deze dag,

de stille zonden, die geen mens ooit zag.

O geef dat ‘k nooit u weer bedroeven mag;

O Heer vergeef!


1.

Victorie, in Gods kracht,

overwinning door ‘t bloed van t’ Lam.

Victorie door zijn macht,

van de Heiland, die tot ons kwam.

Hij is met ons te allen tijd.

Redt ons uit moeite, zorg en strijd.

Glorie zij Jezus’ Naam,

tot in alle eeuwigheid.

 

2.

Victorie, in Gods kracht

brengen wij ‘t evangeliewoord;

Victorie door zijn macht,

gaan wij op ‘s levens paden voort.

Strijdend met hem aan onze zij,

hij blijft ons allen dicht nabij.

Glorie zij Jezus’ naam,

want hij maakt ons allen vrij.


1.

Ik heb een vriend, o welk een vriend!

Hij mind’ mij, eer ‘k hem kende;

Hij trok mij met het liefdekoord,

tot ik mij tot hem wendde.

En om mijn hart ligt vast en hecht,

de band, die liefde smeedde;

Want ik ben zijn en hij is mijn,

voor alle eeuwigheden.

 

2.

Ik heb een vriend, o welk een vriend!

Almacht is hem gegeven,

om mij te schenken aan het eind,

het eeuwig, zalig leven.

Zijn arm is sterk, zijn hand bereid

om mij met kracht t’ omkleden.

Op dan ten strijd, straks volgt de rust,

voor alle eeuwigheden.

 

3.

Ik heb een Vriend, o welk een Vriend!

Zo lieflijk en waarachtig.

Een goede Raadsman in de strijd,

een helper, oppermachtig.

Wat kracht kan scheiden mij en hem

nog tussenbeide treden?

Of dood of leven? Neen! ‘k Ben zijn

voor alle eeuwigheden.


1.

Verblijdt u in Jezus, uw Heer,

gij allen oprechten van hart.

Zingt vrolijk uw Heiland ter eer,

die wegnam uw droefheid en smart.

 

Koor:

Verheugd, verheugd,

weest blij in de Heer en verheugd.

Verheugd, verheugd,

weest blij in de Heer en verheugd.

 

2.

Verblijdt u, want hij is de Heer,

de Koning die hemel en aard’

door ‘t woord zijner almacht regeert.

Die zondaars verlost en bewaart.

 

3.

Houdt moed in de geest’lijke strijd,

hoe groot ook des Satans geweld;

Door ‘t leger van God steeds bereid,

wordt iedere zondaar geveld.

 

4.

Verblijdt u in Jezus, uw Heer,

hem zij onze lofzang gewijd;

Laat schallen het lied tot zijn eer;

Roemt zijne genâ t’ allen tijd.


1.

Heerlijke Sabbat! hoe lieflijk en zoet,

brengt gij ons telkens uit Eden een groet.

Als wij vergaad’ren van ver en nabij,

schenkt God verkwikking voor u en voor mij.

 

Koor:

Heerlijke Sabbat! gij zalige rust!

Heerlijke Sabbat! ons vreugde en lust!

Heil en aanbidding, lof, ere en dank,

zij onze Koning in vrolijke klank!

 

2.

Heerlijke Sabbat! verheugd weer van zin,

treden wij dankbaar Gods bedehuis in.

Wijden de Heiland de harten geheel,

die door ‘t geloof is ons heerlijkste deel.

 

3.

Heerlijke Sabbat! gij hemelse rust,

gij wilt ons trekken naar d’ eeuwige kust.

Om daar te toeven voor immer bij God,

o, welk een heerlijk, welk zalig genot!


1.

Sta, voor t geen gij plicht weet, pal,

doe als Daniël.

Zij uw weg langs berg of dal,

gehoorzaam Gods bevel.

 

Koor:

Wees ook gij een Daniël,

sta, al is t alleen.

Luister steeds naar Gods bevel,

dit leidt ten hemel heen.

 

2.

Heerlijk is God steeds met hem,

die gehoorzaam is;

Als wij volgen zijne stem,

dan is zijn hulp gewis.

 

3.

Is de vijand nog zo groot,

t komt er niet op aan.

Wees gehoorzaam tot de dood,

en God zal voor u staan.

 

4.

Vrees noch leeuwen, noch het vuur,

doe als Daniël.

Christus is u als een muur,

hij is dImmanuël.


1.

Tot ziens, want onze God bewaakt u.

Tot ziens, zijn zegen begeleid’ u.

Tot ziens, wij bidden voor elkander;

Tot ziens dan, God zeeg’ne u.

1.

Zonder Jezus kan ‘k niet leven,

‘t leven is alleen in hem!

Hij is mijn vriend en mijn leraar,

wat kan ik doen zonder hem?

Hij is mijn dierb’re verlosser,

mijn leven behoort daarom hem.

 

1.

Op tot de strijd hier beneden;

Op tot de heilige plicht.

Straks is de strijd hier volstreden,

straks in Gods wonderlijk licht.

Straks is de strijd hier volstreden,

straks in Gods wonderlijk licht.

 

2.

Nu nog een lijden en strijden;

Nu nog een moeilijke tijd.

Weldra een heerlijk verblijden,

straks in ‘s Heren heerlijkheid.

Weldra een heerlijk verblijden,

straks in ‘s Heren heerlijkheid.

 

3.

Dan zal een schaar van bevrijden,

zingen tot eer van de Zoon.

Die hen uit duisternis leidde

tot voor Gods eeuwige troon.

Die hen uit duisternis leidde

tot voor Gods eeuwige troon.

 

4.

‘t Oog dan ten Hemel geheven,

‘t offer der liefde gebracht.

Christus, de Heer van ons leven,

is ook ons Licht in de nacht.

Christus, de Heer van ons leven,

is ook ons Licht in de nacht.


1.

Vertrouwelijk neigt zich de avond,

vervangend de blijde dag.

Hoe liefelijk maken de vogels,

al kwelend hiervan gewag.

Al kwelend hiervan gewag,

al kwelend hiervan gewag.

 

2.

De bloemen nu moeten wel zwijgen,

zij weten van toon noch klank.

Maar ziet des te inniger neigen,

zij stil hun kopjes tot dank.

Zij stil hun kopjes tot dank,

zij stil hun kopjes tot dank.

 

3.

Waarheen ook mijn blik zich mag wenden,

aanbidding vervult ‘t heelal.

En vriend’lijke sterretjes zenden,

hun nameloos stralental.

Hun nameloos stralental,

hun nameloos stralental.

 

4.

Rondom mij bidt alles zo vurig,

een danktoon vervult ook mij.

En manend roept alles gedurig:

“O, mensenkind, bid ook gij!”

“O, mensenkind, bid ook gij,

  o, mensenkind, bid ook gij!”


1.

Stil, wees stil, onrustig hart,

mag de vijand u belagen!

Denk ook Jezus heeft de smart

stil en duldend eens gedragen!

Daarom stil in storm en nacht,

weet uw God geeft licht en kracht!

Daarom stil in storm en nacht,

weet uw God geeft licht en kracht!

 

2.

Als ze u soms onrecht doen,

mag ‘t uw liefde niet verkoelen.

Want als levensstormen woên,

heeft God toch zijn wijs bedoelen.

Slechts uw oog op God gericht,

dan wordt elke last steeds licht.

Slechts uw oog op God gericht,

dan wordt elke last steeds licht.

 

3.

Onder Jezus’ kruis is kracht,

om de vijand zelfs te minnen.

Laat daarom de liefdemacht

overheersen hart en zinnen.

Eerst het kruis en dan de kroon,

dat is overwinnaars loon.

Eerst het kruis en dan de kroon,

dat is overwinnaars loon.


1.

Elk uur, elk ogenblik

steun ik op u;

Uw woord alleen, o Heer,

vertroost mij nu.

 

Koor:

Mijn ziel heeft u van node,

elk uur, elk ogenblik!

O, zegen mij, mijn Heiland!

Tot u kom ik!

 

2.

Mijn ziel behoeft uw hulp

in vreugde en pijn;

Wil elke dag, o Heer,

nabij mij zijn.

 

3.

Leer mij uw wil te doen

steeds meer en meer;

Wil aan mijn ziel uw woord

vervullen, Heer!

 

4.

Mijn ziel zucht steeds naar u,

o heilig God!

Ik ben uw eigendom,

volzalig lot!


1.

Heer wil m’ een hart vol liefde schenken,

een hart dat naar uw eisen vraagt.

Dat zonder aan zich zelf te denken,

de last van and’ren mededraagt.

Dat zonder aan zichzelf te denken,

de last van and’ren mede draagt!

 

2.

Een hart bereid voor u te strijden,

der zonde macht leert tegen staan.

Dat door uw liefde zich laat leiden,

zelfs in de dood voor u wil gaan.

Dat door uw liefde zich laat leiden,

zelfs in de dood voor u wil gaan!

 

3.

Een hart dat als de stormen woeden,

de macht der branding wederstaat.

Met liefd’ en heil de wereld voeden,

die hopeloos ten onder gaat.

Met liefd’ en heil de wereld voeden,

die hopeloos ten onder gaat.


1.

Ik spreek van verlossing zo gaarne,

verlossing door ‘t bloed van het Lam.

Ik roem zijne liefd’ en erbarming,

dat hij mijne schuld op zich nam.

 

Koor:

Verlost, verlost,

verlost door het bloed van het Lam.

Verlost, verlost,

daar hij mijne schuld op zich nam.

 

2.

Verlost van de zonden door Jezus,

o, welk een volkomen genot.

Neen, nimmer naar waarde te prijzen,

vermag ik dat hier voor mijn God.

 

3.

Verlost ook van ‘t vlees door mijn Heiland;

Hij geeft mij daartoe zijne kracht.

En daag’lijks nog steunt mij zijn bede,

door hem voor de Vader gebracht.


1.

Voorwaarts gaan wij in het licht,

voorwaarts steeds, voorwaarts steeds!

d’ Overwinning is in ‘t zicht,

voorwaarts, voorwaarts steeds!

 

Koor:

Voor onze Heiland strijden wij;

Door hem verlost uit slavernij,

uit Satans macht, maar nu gans vrij,

gaan w’ onbevreesd vooruit.

 

2.

Jezus zelf gaat ons steeds voor,

voorwaarts steeds, voorwaarts steeds!

Hij leidt ons in ‘t rechte spoor;

voorwaarts, voorwaarts steeds!

 

3.

Moeilijk zij ons aardse pad,

voorwaarts steeds, voorwaarts steeds!

God voert ons naar ‘s Hemels stad,

voorwaarts, voorwaarts steeds!

 

4.

Schoon de strijd ook zwaar ons vall’,

voorwaarts steeds, voorwaarts steeds!

Wij staan voor de Koning pal,

voorwaarts, voorwaarts steeds!


1.

Wij gaan voorwaarts, roemend in des Heilands kracht.

Zijn banier bevrijdt ons van des Satans macht.

Hoe de wereld ons bespot of ook belacht,

wij gaan voort tot zegepraal.

 

Heft nu aan, Heft nu aan! ‘t Jubelkoor, Hij gaat voor:

Jezus bloed geeft steeds moed, altijd strijdend voort te gaan.

 

Wij gaan voorwaarts, roemend in des Heilands kracht.

Zijn banier bevrijdt ons van des Satans macht.

Hoe de wereld ons bespot of ook belacht,

wij gaan voort tot zegepraal.

 

2.

Wij gaan voorwaarts, tot de Heiland wederkeert,

en deez’ aarde in gerechtigheid regeert;

Tot al ‘t schepsel onze Koning eeuwig eert,

wij gaan voort tot zegepraal.

 

Heft nu aan, Heft nu aan! ‘t Jubelkoor, Hij gaat voor:

Jezus bloed geeft steeds moed, altijd strijdend voort te gaan.

 

Wij gaan voorwaarts, tot de Heiland wederkeert,

en deez’ aarde in gerechtigheid regeert;

Tot al ‘t schepsel onze Koning eeuwig eert,

wij gaan voort tot zegepraal.

 

3.

Wij gaan voorwaarts en wij winnen voet voor voet

op de vijand door de kracht van Jezus’ bloed.

Komt, gij zondaars, sluit u aan bij deze stoet,

wij gaan voort tot zegepraal.

 

Heft nu aan, Heft nu aan! ‘t Jubelkoor, Hij gaat voor:

Jezus bloed geeft steeds moed, altijd strijdend voort te gaan.

 

Wij gaan voorwaarts en wij winnen voet voor voet

op de vijand door de kracht van Jezus’ bloed.

Komt, gij zondaars, sluit u aan bij deze stoet,

wij gaan voort tot zegepraal.

1.

Laat de harten altijd vrolijk

en met dank vervuld steeds zijn.

Want als kind’ren van één vader

mint God allen, groot en klein.

 

Koor:

Altijd vrolijk, immer vrolijk,

alle dagen zonneschijn.

O, hoe heerlijk is reeds hier het leven.

Daarom laat ons vrolijk zijn!

 

2.

God leidt ons met vaderhanden

en beschermt ons in de strijd.

Daarom hebben wij ons leven

willig hem ten dienst gewijd.

 

3.

De oprechten schenkt hij vrede

en hun pad is altijd licht.

Laat ons daarom Jezus volgen,

op hem houden ‘t oog gericht.


1.

De mei is gekomen op ‘t zefiergesuis, (zuidwesten-wind)

 

nu blijve de kniezer met zorgen tehuis!

U wil ik doorwand’len, gij vrije natuur!

 

Zo blij als de wolken het hemels azuur.

U wil ik doorwand’len, gij vrije natuur!

 

Zo blij als de wolken het hemels azuur.

 

2.

Vooruit nu met luste op ‘t zonnige spoor,
de heuvelen over, de graanakkers door!
Hoe heerlijk te zwerven, des ziens nooit verzaad!
Hoe koelt mij Gods adem
het gloeiend gelaat!

Hoe heerlijk te zwerven, des ziens nooit verzaad!
Hoe koelt mij Gods adem
het gloeiend gelaat!

 

3.

Hoe ruisen de blâren, hoe murmelt de vliet!
Mijn hart, als de leew’rik zingt juichend zijn lied.
Nu fluistert mijn ziele:
“Zijt gij reeds zo schoon,
gij voetbank des Scheppers! Wat is dan zijn troon?”

Nu fluistert mijn ziele: “Zijt gij reeds zo schoon,
gij voetbank des Scheppers! Wat is dan zijn troon?”


1.

Mijn hart zingt een lief’lijke melodie,

een lied van vreugde en kracht.

Want Jezus vergaf al mijn zondeschuld.

Schonk licht m’ in duistere nacht.

 

Koor:      

Ik heb een nieuw lied, een wonderbaar lied,

ik heb een nieuw lied in mijn hart.

En ‘k juich nu zo blij: “Het oud’ is voorbij,

ik heb een nieuw lied in mijn hart”.

 

2.

Mijn Jezus kwam in en ‘t werd alles licht,

de duisternis vlood dra heen.

Ik wandel zo stil in de zonneschijn

en zie slechts Jezus alleen.

 

3.

O, glorie voor Jezus, hij woont in mij,

gekruist mijn leven voor Hem.

Ik voel nu de druk van zijn trouwe hand

en luister steeds naar zijn stem.


1.

Ik stond bij het graf van mijn Heiland,

 

die eens stierf aan het kruishout voor mij.

 

Ik zocht hem, maar vond slechts de doeken

 

saâmgerold in een hoekje terzij.

 

Koor:

Het is meer dan een droom,

 

het is meer dan een lied,

 

het is meer dan ik ooit heb gedacht.

 

Hij verrees uit de doôn,

 

onze Heiland, Gods Zoon,

 

en heeft ons ‘t eeuwig leven gebracht.

 

 

2.

En ‘k hoorde een engel zacht spreken:

 

Hij verrees uit het graf op Gods stem

 

en baande u de weg tot de hemel

 

waar gij straks zult vereend zijn met Hem.

 

3.

O zalige hoop op een weerzien

 

hierboven in ‘s Vaders paleis.

 

Wij zullen als Jezus verrijzen

 

samen opvaren naar ‘t paradijs.

 

4.

Zijn opstanding is nu mijn glorie

 

want hij woont in mijn hart met zijn Geest.

 

‘t Is méér dan een droom, het is waarheid

 

en mijn ziel viert een wondervol feest.

 

 


1.

Hij is mijn,

 

ja, mijn Heer is mijn,

 

wil voor eeuwig de mijne zijn.

 

Hij is mijn,

 

ja, mijn Heer is mijn.

 

Hij, mijn Jezus, zo goed en rein.

 

wil de mijne zijn!

 

2.

Hij, die droeg

 

al mijn zonde en pijn,

 

wil voor eeuwig de mijne zijn.

 

Hij is mijn,

 

ja, mijn Heer is mijn.

 

Hij, mijn Jezus, zo goed en rein.

 

wil de mijne zijn!


1.

De dag door Uwe gunst ontvangen

is weer voorbij, de nacht genaakt.

En dankbaar klinken onze zangen

tot U, die ‘t licht en ‘t duister maakt.

 

2.

Die dan als onze beden zwijgen,

als hier het daglicht ondergaat,

weer nieuwe zangen op doet stijgen,

ginds waar de nieuwe dag ontwaakt.

 

3.

Zodat de dank U toegezonden,

op aard’ nooit onderbroken wordt.

Maar steeds opnieuw door mensen monden,

gezongen en gesproken wordt.

 

4.

Voorwaar, deez’ aarde zal getuigen

van U die thans en eeuwig zijt.

Tot al uw schepselen zich buigen

voor uwe liefd’ en majesteit.


  1.  

Nog een korte wijl en Jezus’ komst is daar.

Wandel recht voor God, wees trouw en altoos waar.

Zie niet achterom maar volg uw Heiland na.

Voorwaarts steeds, halleluja.

 

Koor:     

Voorwaarts, voorwaarts aan des Heilands hand.

Voorwaarts, voorwaarts naar ‘t beloofde land.

Voorwaarts, voorwaarts, Jezus komt weldra.

Voorwaarts in ‘t geloof, halleluja.

 

2.

Sterk de zwakke voet en zie alleen op Hem.

God bewaart het kind dat luistert naar zijn stem.

Reis uw weg met blijdschap naar Jeruzalem.

Rust met heel uw ziel in Hem.

 

3.

Voorwaarts, christenhelden, zaait en maait met moed.

Brengt de schoven binnen, doet Gods werk met spoed.

‘t Noodweer dreigt van verre, strijdt voor ‘s Heren zaak,

en voleindig trouw uw taak.


1.

Door het geloof, door het geloof,

alles is mogelijk hem die gelooft;

Door het geloof, door het geloof,

alles is mogelijk hem die gelooft

1.

Uit mijn hart stijgt een beê tot Gods troon,

dagelijks sterker en warmer van toon.

Maak mij Heer, aan uw beelt’nis gelijk!

Tot een parel gevonden in ‘t slijk.

 

Koor:

Rein als de Meester in woord en daad.

Trouw als zijn liefde, die met mij gaat.

Sterk als zijn wijsheid, die wondt en heelt.

Vorm mij, Heer, naar uw lieflijk beeld!

 

2.

Schenk mij Heer daaglijks meer van uw Geest.

Ja, zijn volheid begeer ik het meest.

Doe de vrucht in u rijpen, o Heer.

Dat ik leve alleen tot uw eer.

 

3.

Als gij komt op de wolken met macht,

zoekt gij hem, die zijn taak heeft volbracht,

‘t Volle graan vindt gij dan in de aar

en de ure des oogstes is daar.


1.

Zo lief had God de wereld,

hij schonk zijn een’ge zoon.

Die stierf voor ons aan ‘t kruis,

en droeg een doornenkroon.

Maar eenmaal komt hij weer,

in glorie en in kracht.

Hem zij al de eer gebracht.


1.

Lang geleden kwam de Here

ginds in Bethlehem op aard’.

In een stal bracht men hem ere;

Wein’gen was hij hulde waard.

Zingen wij in vreugdezangen

Jezus kwam op aarde neer!

Hij moet eeuwig eer ontvangen!

Jezus kwam op aarde neer!

 

2.

Door zijn liefde aangedreven

stierf hij ginds op Golgota.

Door zijn dood bracht hij ons leven,

o, wat rijkdom van genâ!

Zingen wij in dank’bre zangen:

Aan het kruis stierf onze Heer!

Hij moet eeuwig eer ontvangen!

Aan het kruis stierf onze Heer!

 

3.

Spoedig komt hij uit de hoge

zegt die blijde mare voort.

God zal zelf de tranen drogen

in dat hemels, zalig oord!

Zingen wij in vreugdezangen:

Kom, Heer Jezus, spoedig weer!

Gij moet eeuwig eer ontvangen!

Kom Heer Jezus, spoedig weer!


1.

Heer, blijf dicht bij mij, daar d’ avond snel daalt;

‘k Ben slechts daar veilig, waar gij mij omstraalt.

Blijf daarom dicht met uw licht mij nabij.

Licht gij mij voor, blijf, Heer Jezus, met mij.

 

Koor:

Heer, blijf met mij, daar het noodweer steeds klimt.

Waar hulp’loos mij het gevaar reeds begrimt,

rest hoop en moed mij alleen aan uw zij.

Houd gij mijn hand, blijf, Heer Jezus, met mij.

 

2.

Blijf gij met mij, dan klopt ‘t harte gerust;

Slechts in uw spoor ben ‘k mij zeker bewust.

Breng mij toch veilig aan d’ andere zij.

Blijf mij ook dan nog, Heer Jezus, nabij.


1.

Heer, blijf met mij, nu snel reeds de avond daalt;

‘t Blijft licht me alleen, als mij uw licht bestraalt;

Dicht houde uw hand mij daarom u nabij.

Schraag gij mijn kracht: Heer Jezus, blijf met mij.

 

2.

Heer, blijf met mij, het noodweer dreigt en klimt;

Waar hulploos mij gevaar en dood omringt,

rest hoop en moed mij enig aan uw zij;

Houd, Heer, mijn hand, Heer Jezus, blijf met mij.

 

3.

Blijf gij met mij, zo klopt mijn hart gerust.

Volg ik uw spoor, het pad naar blijder kust.

Waar Sabbatsvreugd als eeuwig feestgetij

uw gunstvolk beidt; Heer Jezus blijf met mij.


1.

Alles wel, alles wel,

ook in ‘t felste van de strijd,

alles leidt tot heerlijkheid.

 

Alles wel, alles wel, alles wel.

 

2.

Alles wel, alles wel,

ook als Hij een offer vraagt,

dat mijn vlees steeds heeft behaagd.

 

Alles wel, alles wel, alles wel.

 

3.

Alles wel, alles wel,

geen gevaar voor dood en hel,

Satan wijkt op Zijn bevel.  

 

 

Alles wel, alles wel, alles wel.

 

4.

Alles wel, alles wel,

hier reeds in de aardse strijd,

meer nog straks in heerlijkheid.

 

Alles wel, alles wel, alles wel.


1.

Some golden daybreak, Jesus will come.

Some golden daybreak, battles all won.

He ‘ll shout the vict’ry, break thro’ the blue.

Some golden daybreak, for me, for you.

 

2.

Eens breekt de dag aan, Jezus komt weer.

Eens breekt de dag aan, geen zonden meer.

Als de bazuin klinkt, zijn wij bevrijd.

Eens breekt de dag aan, voor jou, voor mij.


1.

Dierbare Heiland! Dierbare Vriend!

Gij geeft mij ‘t leven zo onverdiend!

‘t Eeuwig tehuis hebt gij mij bereid!

Wonder, o wonder, ik ben bevrijd!


1.

Hallo! Hallo! Hallo! Hallo!

Bij ons blij ontmoeten

klinkt ons blij begroeten!

Hallo! Hallo! Hallo! Hallo!


1.

Wonderful Saviour! Wonderful Friend!

 

Wonderful life that never shall end!

 

Wonderful place He’s gone to prepare!

 

Wonder of wonders: I shall be there!


1.

Hello! hello! hello! hello!

 

We are glad to meet you,

 

we are glad to greet you!

 

Hello! hello! hello! hello!


1.

The shadows lengthen,

 

Lord with me abide.

 

O Son of God,

 

be Thou my Friend and Guide.

 

Thro’ all the coming days,

 

what e’er betide;

 

In the cleft Rock of Ages

 

let me hide in peace, perfect peace!


1.

Power of heaven, power of love,

 

gracious cleansing from above;

 

Fill my hands and fill my soul,

 

take me into full control!

 

1.

O, you can ‘t take Jesus out of my heart.

 

O, you can ‘t take Jesus out of my heart.

 

He is there to abide, so I’ll keep him inside.

 

O, you can ‘t take Jesus out of my heart.


1.

There is so much for which to be thankful.

 

There are gifts so abundant each day.

 

So we thank Thee dear Lord for Thy mercies

that attend us along life’s way.


1.

There is so much for which to be thankful.

 

There are gifts so abundant each day.

 

So we thank Thee dear Lord for Thy mercies

that attend us along life’s way.


1.

Tho’ I claim no riches

on my earthly journey,

overthere in glory

I’ve a mansion fair.

While on earth an outcast,

by the world rejected,

yet my Lord and Master

saves me from despair.

 

Refr:

Far beyond the sun!

Far beyond the sun!

Up there is my home,

my home, blessed home,

Far beyond the sun!

Far beyond the sun!

Far beyond the sun!

Up there is my home,

my home, blessed home,

Far beyond the sun!

 

2.

So I travel onward,

thro’ the world I wander,

oft beset by trails,

and temptations sore;

But my dear Redeemer,

tho’ He tests and proves me,

yet will guide me safely

to the other shore.

 

3.

By His loving kindness

to all generations,

there is full salvation

when life’s race is won.

There’s a shining mansion, for each weary pilgrim,

in that land of glory,

far beyond the sun.


1.

Foi des aïeux, tu vis encor,

 

L’ épée n’a pu changer ton sort.

 

Quand j’entends ces mots glorieux

 

Mon coeur tressaille radieux.

 

 

Foi de nos pères, sainte foi,

 

Jusqu’ à la mort, fidèle a toi !

 

2.

Prisons, tombes de nos aînés !

 

L’esprit peut-il être enchainé ?

 

D’ obéir nous serons heureux

 

Si nous devons mourir comme eux! 

 

 

Foi de nos pères, sainte foi,

 

Jusqu’ à la mort, fidèle a toi !

 

3.

Vivons Ia foi de nos aïeux,

 

Aimant les hommes toujours mieux.

 

Pour les mener près de l’ Epoux

 

Nos actes parlerons pour nous. 

 

 

Foi de nos pères, sainte foi,

 

Jusqu’ à la mort, fidèle a toi !


1.

Unserer Vater Glaube lebt,

 

Stehet trotz Kerker, Schwert und Brand.

 

Heiliger Glaube, der erhebt,

 

Stärke auch heute Herz und Hand.

 

 

 

Unserer Glaubensväter Gott:

 

Mach uns getreu bis in den Tod !

 

2.

Halte uns im Gewissen rein,

 

Herr, mache standhaft Sinn und Herz,

 

Führ uns als tapfre Kinder Dein

 

Samt unsern Vätern heimatwärts.

 

 

Unserer Glaubensväter Gott:

 

Mach uns getreu bis in den Tod !

 

3.

Lass uns, o Gott, als Zeugen Dein,

 

Kämpfen für Tugend, stehn für Recht.

 

Freunden und Feinden Licht zu sein,

 

Rüste Du jeden treuen Knecht.

 

 

 

Schenke, daβ uns ein Werk gelingt,

 

Das Dir des Glaubens Früchte bringt ! 


1.

Laat de vreugdeklanken klinken in je hart,

 

vrede gevend en verdrijvend alle smart.

 

Wat het leven geven mag,

 

leef voor Jezus elke dag;

 

Laat de vreugdeklanken klinken in je hart.

 

Koor:

Vreugdeklanken in je hart,

 

vreugdeklanken in je hart;

 

Gaat toch met de Heiland mee,

 

steeds gehoorzaam en tevreê;

 

Laat de vreugdeklanken klinken in je hart.

 

2.

Jezus’ grote liefde staat je steeds terzij.

 

Deze grote liefde, die maakt ons zo blij.

 

Zwijgen kan en mag ik niet,

 

vrolijk klinkt daarom mijn lied.

 

Want de vreugdeklanken klinken in mijn hart.

 

3.

Toon toch in uw leven aan wie gij behoort.

 

Wereldse gezindheid u niet meer bekoort.

 

Help toch winnen telkens weer

 

vele zondaars voor de Heer

 

en de vreugdeklanken klinken in je hart.


1.

Houdt Christus zijne kerk in stand,

 

zo mag de hel vrij woeden;

 

Gezeten aan Gods rechterhand,

 

kan hij haar wel behoeden;

 

Hij is in alle leed

 

tot hare hulp gereed.

 

Hij staaft zijn roem alom,

 

en waakt voor ‘t Christendom:

 

Dies mag de hel vrij woeden.

2.

God ziet zelfs vorsten op de troon

 

zich tegen hem verzetten.

 

Hij ziet hen zijn gezalfde Zoon

 

versmaden in zijn wetten;

 

Zij schamen zich de leer

 

van Jezus onze Heer.

 

Zijn kruis is hun ten spot;

 

Maar hoe belacht hen God!

 

Zij mogen zich verzetten.

3.

De spotter mag de waarheid smaân,

 

ons kan hij haar niet roven.

 

d’ Onchristen mag haar tegenstaan,

 

wij blijven haar geloven:

 

U Jezus, u zij d’ eer!

 

Die U verkiest tot Heer,

 

uw woord oprecht betracht,

 

die kan geen helse macht

 

de zaligheid ontroven.

4.

Gij, christen, die op Hem vertrouwt,

 

gij moet geen dreigen vrezen;

 

Die God, die van de hemel schouwt,

 

zal ons een toevlucht wezen;

 

Der legerscharen Heer

 

waakt voor zijn woord en eer,

 

geeft ons geduld in nood

 

en kracht, en moed in dood.

 

Wie zou dan dreigen vrezen?


1.

‘k Heb geloofd — en daarom zing ik,

 

daarom zing ik van genâ.

 

Van ontferming en verlossing,

 

door het bloed van Golgota.

 

Daarom zing ik U, die stervend

 

alles, alles hebt volbracht.

 

Lam Gods, dat de zonde wegneemt,

 

Lam van God, voor ons geslacht!

 

2.

‘k Heb geloofd — en daarom hoger,

 

hoger dan Calvarie’s top.

 

Zie ik boven lucht en wolken,

 

Hogepriester, tot u op;

 

Die in ‘t ware tabernakel

 

voor Gods aanschijn t’ allen tijd.

 

Als haar Hoofd, voor Uw gemeente

 

strijdend bidt en biddend strijdt.

 

3.

‘k Heb geloofd in U, wie d’ aarde

 

met haar doornen heeft gekroond;

 

Maar die nu, gekroond met ere,

 

aan Gods rechterzijde troont;

 

U, aan wiens doorboorde voeten

 

eenmaal in het gans heelal,

 

hier, daarboven en hieronder,

 

alle knie zich buigen zal.

 

4.

Ja ‘k geloof — en daarom zing ik

 

daarom zing ik U ter eer.

 

‘s Werelds Heiland, Hogepriester,

 

aller Heren Opperheer!

 

Zoon van God en Zoon des mensen,

 

o, kom spoedig in uw kracht.

 

Op des hemels wolken weder!

 

Kom, Heer Jezus, kom! ik wacht.


1.

Il y a de la joie, joie, joie, joie,

joie dans mon coeur,

joie dans mon coeur,

joie dans mon coeur;

Il y a de la joie, joie, joie, joie,

joie dans mon coeur,

Grâce au Seigneur.

 

2.

Ich habe Freude, Freude,

Freude im Herz,

Freude im Herz,

Freude im Herz.

Ich habe Freude, Freude,

Freude im Herz,

Dank’ es dem Herrn.

 

 

3.

Wij hebben blijdschap, diep, diep,

diep in ons hart,

diep in ons hart,

diep in ons hart.

Wij hebben blijdschap, diep, diep,

diep in ons hart,

Prijst des Heren naam!

 

 

4.

I have the joy, joy, joy, joy,

down in my heart,

down in my heart,

down in my heart,

I have the joy, joy, joy, joy,

down in my heart,

down in my heart to stay.


5.

I have the peace that passeth understanding

down in my heart,

down in my heart,

down in my heart.

I have the peace that passeth understanding

down in my heart,

down in my heart to stay.

 

 

6.

I have the love of Jesus, love of Jesus,

down in my heart,

down in my heart,

down in my heart.

I have the love of Jesus, love of Jesus,

down in my heart,

down in my heart to stay.

 

 

7.

I have the good old Seventh-day Adventist message

down in my heart,

down in my heart,

down in my heart.

I have the good old Seventh-day Adventist message

down in my heart,

down in my heart to stay.